slagorde

154. nemen
Een waarnemer is een echte nemer!
Hij is een nemer van waar.

De waar van bewegingen
– voor waarnemers –
is beelden.

Een waarnemer van bewegingen
is een nemer van beelden van bewegingen.

 

155. volgen
Om beelden te nemen
volgt de waarnemer het bewegen.
(Hij móet wel –
want een bewegen gebeurt.)
Hij volgt het bewegen
met ogen en handen.

Hoewel hij volgt
jaagt de waarnemer het bewegen niet na.
(Een waarnemer is allerminst een najager –
eerder een jager.)

 

156. staan
Een waarnemer die een bewegen volgt
beweegt niet zelf –
maar bewaart zijn plaats.
(Hij is verankerd op zijn plaats.)
Zijn plaats is terzijde van het bewegen.

‘Onbewogen’ en terzijde:
dat is de positie van de waarnemer.
(De waarnemer heeft voor deze positie gekozen.)

 

157. plaats
Een bewegen dat gebeurt
vindt plaats.
De plaats is een plaats-van-gebeuren.
Wat er gebeurt
is het verplaatsen
van deze plaats.

De waarnemer volgt vanuit zijn positie
het verplaatsen van de plaats-van-gebeuren
op de voet
met ogen en handen.

 

158. de beweger
Geen bewegen zonder beweger!
Wat beweegt is niet de beweger
maar een door hem bewogen ‘dit’.
(Ook een beweger is ‘onbewogen’.)

Een beweger die ‘dit’ beweegt
wenst zich in de richting van de wereld
uit te breiden.
Hij wenst de wereld te raken.

Niet de beweger raakt de wereld
maar ‘dit’ namens hem.
‘Dit’ verplaatst de plaats-van-gebeuren
ván de beweger náár de wereld.
Deze verplaatsing –
dát is uitbreiden!

 

159. de konstrukteur
Een beweger die zich uitbreidt
konstrueert.

Hij is de konstrukteur van een verband
tussen hem en de wereld.
(Het intermedium tussen beiden
is ‘dit’.)