I
Over proza
 
De Verhalen van Kolyma hebben niets met essays te maken. Als er stukken essay in zijn gevoegd, is dat alleen om het document beter tot zijn recht te laten komen; dat gebeurt altijd bewust en op een of andere manier nader geprecizeerd. Want als er op papier iets opduikt dat rechtstreeks uit het leven gegrepen is, gebeurt dat met andere middelen dan die van het essay. In de Verhalen is er geen beschrijving, geen cijfermateriaal, geen deductie noch sociaalpolitieke kroniek. De opzet van de Verhalen van Kolyma is niet ‘informeren’ of een verzameling feiten verschaffen, maar nieuwe psychologische condities en nieuwe gedragsregels beschrijven, en met behulp van de kunst een verschrikkelijk thema onderzoeken. Zonder dat ooit expliciet de onweerlegbaarheid van elk afzonderlijk feit aan de orde wordt gesteld.
De Verhalen willen eerst en vooral laten zien wat er nieuw is in het ge-drag en de psychologie van een mens die tot een beest wordt verlaagd (overigens zijn beesten van beter materiaal gemaakt en geen van hen doorstaat de kwellingen die de mens wel doorstaat). Ja: wat er nieuw aan is, in weerwil van de enorme hoeveelheid literatuur die handelt over opsluiting en gevangenschap.
(…)
 
De Verhalen van Kolyma behelzen de lotgevallen van martelaren die geen helden zijn geweest, geen helden zijn en niet zullen zijn.

(…)
Het is onze plicht en het ligt in ons vermogen, een verhaal te schrijven met de overtuigingskracht van een document. De auteur hoeft alleen maar zijn materiaal te exploreren, wat hij met zijn persoon betaalt, niet alleen met zijn geest, niet alleen met zijn hart, maar met elke porie, elke vezel van zijn wezen. Lang geleden heeft hij in zijn hoofd een mening gevormd over dit of dat aspect van het leven en de psychologie van de mens en er lering uit getrokken. Die conclusies hebben hem zweet en bloed gekost, hij bewaart ze dan ook als een kostbaar goed.
Maar er komt het moment dat de mens bezeten raakt van het onweerstaanbare verlangen die opeenhoping van dingen in beweging en opnieuw tot leven te brengen. Dat obsessionele verlangen mondt dan uit in een wilsbesluit. En wanneer het gevoel opnieuw wordt aangesproken, met evenveel kracht als de eerste keer toen de auteur direct met die gebeurtenissen, met die mensen, met die ideeën geconfronteerd werd (het kan zijn dat die kracht voortaan anders is of van een andere orde, maar dat doet er even niet toe), wanneer het levende bloed opnieuw in de aderen stroomt, dan…
Dan komt het zoeken naar het sujet. Dat is heel eenvoudig. In de loop van het leven gebeuren er zoveel dingen en zijn er zoveel die zich in onze herinnering vastzetten, dat het niet moeilijk is te vinden wat je nodig hebt.
En begint het schrijven. Belangrijk is dat het zijn spontane karakter bewaart, verbeteringen en veranderingen zijn altijd schadelijk. Het beginsel dat voor de poëzie geldt, dat de eerste versie altijd de eerlijkste is, geldt hier evenzeer. (…)
Ten aanzien van de Verhalen van Kolyma doet het er weinig toe of ze een sujet hebben of niet. Sommige hebben er een, andere geen, maar niemand zal kunnen zeggen dat de tweede minder stof bevatten of minder belangrijk zijn.
Er hoeft geen verschil gemaakt te worden tussen het verhaal en een document, of memoires.
Want goedbeschouwd, van op enige afstand en in de ware zin van het woord, is elk verhaal een document, en wel een document van de auteur, en het is waarschijnlijk juist die eigenschap die de Verhalen van Kolyma tot een overwinning van het goede over het kwade maken, en niet omgekeerd.
De overgang van de eerste naar de derde persoon is een manier om de tekst een documentair karakter te geven. Het afwisselend gebruik van echte en denkbeeldige namen, een tijdelijke hoofdpersoon, dat zijn allemaal middelen tot hetzelfde doel.
Alle verhalen maken deel uit van een en hetzelfde muzikale systeem dat alleen de auteur kent. (…)
Alleen degenen die hun onderwerp perfect kennen en voor wie beheersing en vormgeving van de stof niet louter literaire aangelegenheden zijn maar te maken hebben met de morele imperatief, kunnen het nieuwe proza van nu schrijven.
Zoals Saint-Exupéry aan mensen het luchtruim heeft geopenbaard, de grenzen van het leven, zullen de mensen liever vertellen wat ze hebben gekend en beleefd dan wat ze hebben gezien en gehoord.
Sommigen beweren dat de schrijver niet te veel van zijn stof moet weten, ze niet al te goed moet kennen, of van te dichtbij. Dat hij de dingen aan de lezer moet vertellen in de eigen taal van de lezer namens wie hij het materiaal heeft onderzocht. En dat het inzicht in wat hij heeft gezien niet te ver verwijderd dient te zijn van de morele codes en verwachtingen van de lezer.
Orfeus die naar de hel afdaalt, niet Plutoon die uit de hel opstijgt.
Als de schrijver zijn stof te goed kent, zo beweren zij, is het gevaar groot dat hij er te veel door op sleeptouw wordt genomen. De waardenschaal raakt ontregeld, de oordelen worden gewijzigd. Als hij het leven wil beoordelen, zal de schrijver nieuwe maatstaven aanleggen die de lezer niet meer begrijpt, die hem angst inboezemen en bang maken. De verbinding tussen auteur en lezer zal verbroken worden.
De schrijver zou volgens hen altijd iets van een tourist of de vreemdeling moeten hebben, hij zou ook wel een leermeester en een ontwikkeld mens moeten zijn, maar niet te veel.
Het model van het genre ‘schrijver-tourist’: Hemingway, aan welke gevechten hij in Madrid ook heeft deelgenomen. Je kunt best vechten en een actief leven leiden en toch ‘erbuiten’ blijven, of dat nu erboven verheven is of simpelweg aan de kant.
Het nieuwe proza verwerpt dit idee van ‘tourisme’. De schrijver is geen observator noch toeschouwer, maar een deelnemer aan het drama van het leven; en als hij meedoet dan niet verkleed als auteur of in de rol van auteur.
Plutoon die uit de hel opstijgt, niet Orfeus die in de hel afdaalt.
Wat iemand met zijn eigen bloed heeft betaald komt op papier als het document van een ziel, getransformeerd en verlicht door het vuur van het talent.
De schrijver wordt de rechter van zijn tijd, niet de ‘ondergeschikte’ van een andere, en wat hij geleerd zal hebben in het verborgenste van zijn wezen, wat hij overwonnen zal hebben in de diepten van het leven, geeft hem de kracht en het recht om te schrijven. Vervolgens wijst de methode zich vanzelf.
Naar het voorbeeld van de schrijver van memoires, moet de schrijver die voor het nieuwe proza opteert zichzelf niet hoger of intelligenter achten dan een ander, evenmin moet hij zich de rol van rechter aanmatigen.
De schrijver, de auteur, de kronikeur moet daarentegen de nederigste, de kleinste van allen zijn. Dat is de enige waarborg voor vertrouwen en succes, en een esthetisch en moreel gebod voor het proza van onze tijd.
De schrijver mag niet vergeten dat er vele vele waarheden in de wereld zijn.
(…)
De Verhalen van Kolyma zijn een poging om bepaalde voor onze tijd belangrijke ethische problemen te stellen en op te lossen, die door geen enkel ander materiaal kunnen worden opgelost: problemen van de confrontatie tussen mens en wereld, van de strijd van de mens tegen het Staatssysteem, d.w.z. de reële aspecten van deze strijd: strijd voor zichzelf, in zichzelf en buiten zichzelf. In hoeverre is het mogelijk in een leven in te grijpen dat vermorzeld is tussen de kaken van de staatsmachinerie, tussen de kaken van het kwaad? Illusie en traagheid van de hoop. Mogelijkheid om op andere krachten te steunen dan die van de hoop. De auteur vernietigt de grens tussen vorm en inhoud, of liever: voor hem telt die grens niet. In zijn ogen bepaalt het belang van het onderwerp al de vorm. Het thema van de Verhalen van Kolyma vindt zijn oplossing niet in een gewoon verhaal, dat het alleen maar banaal zou maken. In plaats van memoires stellen de Verhalen van Kolyma een nieuw proza voor: het proza van het levende leven, dat tegelijkertijd een actualiteit is die een gedaanteverandering heeft ondergaan, een document in een nieuwe gedaante.
Het zogeheten thema van de kampen is een heel omvangrijk thema waar gemakkelijk ruimte is voor honderd schrijvers als Solzjenitsyn en vijf schrijvers als Tolstoj.
De auteur van de Verhalen van Kolyma wil aantonen dat het wezenlijke voor een schrijver is dat hij zijn ziel levend houdt.
De eenheid van de compositie is niet de geringste kwaliteit van de Verhalen. In deze bundel [de eerste verzameling van 33 Verhalen, 1954-1962, die de naam van het geheel draagt, Verhalen van Kolyma, bestaande uit zes delen] kunnen maar enkele verhalen op een andere plaats gezet of verwisseld worden; de andere zijn de pijlers en moeten op hun plaats blijven. […]
De Verhalen van Kolyma brengen nieuwe psychologische wetten aan het licht in het gedrag van een mens of van individuen die in geheel nieuwe omstandigheden terecht zijn gekomen (zullen zij menselijk blijven? Waar is de grens tussen mens en dier?) (…)
Deze wetten zijn totaal nieuw, ondanks de geweldige hoeveelheid literatuur over gedetineerden en de gevangenissen. Wat eens te meer de kracht van het nieuwe proza en de noodzaak ervan bewijst. Meer doen dan een document vereist uiteraard talent, maar om het thema van de kampen te behandelen, en vooral het zuiver te behandelen, daarvoor is heel veel talent nodig.
Deze psychologische wetten zijn onherroepelijk zoals bevriezingen in de derde en vierde graad onherroepelijk zijn. De auteur is van mening dat het kamp een totaal negatieve ervaring is voor de mens, negatief van het eerste tot het laatste uur, en hij kan het alleen maar betreuren dat hij al zijn krachten heeft moeten aanspreken om dit materiaal de baas te worden. (…)
 
De kunstenaar werkt zonder ophouden, en de behandeling van het materiaal vindt permanent, continu plaats. Als hij de geest krijgt is dat de vrucht van constant doorwerken.
De kunst heeft zonder twijfel haar geheimen. De geheimen van het talent. En niets meer. Verbeteren, herzien van welk van mijn verhalen ook is voor mij verschrikkelijk moeilijk, want het gaat om stilistische problemen. (…)
 
Waarom het thema van de kampen? Het thema van de kampen is momenteel in principe voor velen het fundamentele probleem bij uitstek. Is de vernietiging van de mens, geleid door de Staat, niet het hoofdprobleem van deze tijd, om nog maar te zwijgen van de moraal die eruit voortvloeit en ongemerkt in de mentaliteit en in ieder gezin doordringt? Dit probleem is ontegenzeggelijk van crucialer belang dan dat van de oorlog. De oorlog speelt hier in zekere zin een camouflerende rol (de geschiedenis leert dat in tijden van oorlog tiran en volk dicht bij elkaar komen). Achter de oorlogs- en andere statistieken tracht men ‘het thema van de kampen’ te verdonkeremanen.
Wanneer men mij vraagt wat ik schrijf, antwoord ik: ik schrijf geen herinneringen. In de Verhalen van Kolyma vind je geen herinnering. Ik schrijf ook geen verhaal of nauwkeuriger uitgedrukt, ik doe alle moeite om niet een verhaal te schrijven maar iets dat geen literatuur is.
Mijn proza is niet dat van een document; het is de prijs voor het lijden, als document.
 
1965-1970
 
 
Naar deel 2