De ongelovige

 

Hij knipt gaten in zijn zakken
trekt rafels uit zijn pijpen
zo krijgt hij greep en weet hij zeker
wat hij heeft: een broek, een jas.

Pas als hij voelt hoe alles slijt
bij iedere aanraking verder verloren gaat
kijkt hij blijmoedig om zich heen.

In de verte trekken bekeerlingen
naar de berg van de benevelde rede
zij dragen het bruine en zwarte boetekleed
bol van zonden naar het eind van de eeuw
waar de verlossing gloort van al het aardse
alle winkelhaken, afgerukte knopen, kogelgaten.

Net als zij voelt hij zich verlaten
maar vastberaden blijft hij staan
met beide benen op de kale grond en koestert
tussen sterk vervuilde handen
het kapotte kopje, het verlaten vogelnest
zo op de tast zoekt hij zijn weg.

En zo ook zal hij sterven, ver van de berg
zijn handen niet in gebed maar
midden in een handeling afgebroken
tot aan zijn laatste ademtocht trouw
aan wat hij zag, aan wat hij voelde.

 

 

Het laatste woord

 

Wantrouwen in grote woorden
in kleine woorden, voegwoorden
tussenwerpsels, in het laatste woord
dat iedereen wil en niemand krijgt.

Een totale gespreksstop
met strenge straffen
tong uitrukken wel het minste.

Het paard langs de spoorbaan
staart de sneltreinen na
het gras wacht op de vallende nacht
de steen koestert zich in het lage licht.

‘Waarom hebt u mij verlaten?’

Wat een lachwekkende klacht!

 

 

Grote onbekende

 

Ik zat terzijde van het landschap waarin zij liep
in het midden een brede rivier
die nauwelijks leek te bewegen

Zij struinde door ritselend riet, over graspollen
die straks onder water zullen staan,
met haar rug naar mij toe liep zij
steeds verder van mij vandaan

Ik zat terzijde van het landschap
als de vreemdeling op de vakantiefoto
die later alle betekenis tot zich trekt

(Er valt niets te zien dan deze onbekende)

Zij loopt met haar rug naar mij toe
steeds verder van mij vandaan

Er wordt beweerd dat de rivier stilstaat
er wordt beweerd dat de rivier stroomt

(Er valt op den duur niets te zien dan deze grote onbekende)

 

 

Schaduwtheater

 

De wijze die zei dat van
alle schilderijen ooit gemaakt
maar een klein deel bleef bewaard
dat het werkelijk genie schuilgaat
in wat voorgoed is zoekgeraakt

Zo met alles.
De doden, de gebeurtenissen
die niemand onthield of net niet
aan de oppervlakte kwamen,
zij vormen ons schaduwtheater.

 

 

Ghostnote

 

Wat het fruitvliegje ziet?
Vrijwel niets of alles
wat voor een fruitvliegje van belang is,
zo weinig dat het voor ons onzichtbaar is

Het koerst door de kamer
zoals wij door de ruimte
van hot naar her, schijnbaar zonder doel

Wij horen niets
toch maakt ook het fruitvliegje geluid

Oneindig versterkt zou het klinken
als een noot door de voorgaande opgeroepen
maar slechts in gedachte gehoord.

 

 

Blinddruk

 

Stemmen die wilden klinken
maar in stilte steken bleven

Dooierloos ei
onverpopte vlinder

De gedroomde aanzet tot het begin
van een eerste aarzelende zin

Maar de lippen alweer gesloten
dooft het denken

Onbegonnen werk licht op.