Toen in het rivierengebied de grote werken aan de dijkverzwaringen begonnen, die in hun oorspronkelijke opzet het karakter van het landschap ingrijpend zouden hebben veranderd, begon de schilder Willem den Ouden aan een reeks tekeningen waarin hij dat veranderingsproces wilde vastleggen. Er zouden in die oorspronkelijke plannen duizenden dijkwoningen verdwijnen, alle begroeiing moest weg, de fijnmazige, in de loop van eeuwen door mensen gevormde structuur van het landschap langs de dijken zou over een lengte van honderden kilometers voorgoed worden uitgewist.

Het resultaat van Den Oudens onderneming was een eindeloze reeks potloodtekeningen in snelle, nerveuze lijnen, die in ijlheid en bijna-abstractie nog boven zijn schilderijen en litho’s uitstijgen. Als ik het woord ‘nerveus’ gebruik, doel ik niet op op de snelheid waarmee de veranderingen moesten worden bijgehouden, landschappen moesten worden vastgelegd voordat ze voorgoed naar het domein van de herinnering werden verwezen, maar op de techniek die Willem den Ouden zich in meer dan dertig jaar van waarnemingen in het rivierengebied heeft eigen gemaakt om de ongrijpbare, constant veranderende structuren van het landschap onder de per seconde wisselende lichtval te ‘noteren’. Geen andere tekenaar die ik ken heeft zo’n handschrift ontwikkeld voor de verbeelding van het dansende, nooit gelijke licht in het miniklimaat langs de rivier.

In Den Oudens atelier staan tientallen kleine houten panelen waarop hij, in het landschap, snelle olieverfnotities heeft gemaakt. Als je er één tussenuit pakt, weet hij feilloos onder welke omstandigheden zo’n schets is gemaakt: ‘Najaar, bijna winter, laat in de middag, oostenwind.’ Als een violist die zijn leven lang, met nooit aflatende verbazing, elke dag bezig is met de manier waarop een toon gevormd wordt tussen zijn hoofd, zijn hand en het instrument.

 

Wat gebeurt er met een tekenaar die door bizarre omstandigheden plotseling wordt beroofd van de horizon die in het werk van een heel leven de grens vormt tussen enorme lyrische luchten en het land met de rivier waar het licht op neerdaalt en vanaf kaatst? Den Oudens bemoeienissen met de aantasting van het rivierlandschap leverden hem, behalve veel aandacht en bewondering voor zijn werk, ook de haat op van de allerdomsten onder ons, die meenden dat hij hoogstpersoonlijk aansprakelijk was voor de zwaarste regenval sinds mensenheugenis en het hoogwater van begin 1995, de slechte onderhoudstoestand van de oude rivierdijken en de verstening van de Rijnoevers in Duitsland, die volgens de meeste deskundigen de oorzaak is van de hoogwaterproblemen in het gebied van Rijn en Waal. Hij werd bedreigd, zijn huis werd door gekken beschoten, de ramen van zijn atelier werden kapotgeslagen. Het gevolg was dat hij tijdens de onwaarschijnlijke, schijnbaar eindeloze zomer van 1995 niet in het landschap kon werken, maar zich moest beperken tot de oude, tegen de dijk aan liggende tuin om zijn huis. Dus tekende hij in die hortus conclusus, direct op de steen, een reeks litho’s waarin de horizon alleen vermoed kan worden, als een violist die het even met één snaar moet doen, een monnik die niet de wereld verzaakt heeft maar zelf tijdelijk door de wereld verzaakt is. Maar niet minder dan in zijn wijde landschappen hebben deze tuintekeningen primair te maken met licht, met de manier waarop het zomerlicht door openingen in de boomkruinen valt op vaag zichtbare paden, op bewegende bladeren, op de muren van een oud huis. Stilstand zou je verwachten in deze tekeningen waar het eeuwig doorgaande stromen van de rivier aan ontbreekt, maar het licht staat nooit stil. Ook in deze besloten ruimte is het in voortdurende beweging tussen de tastende maar nooit aarzelende lijnen van dit bewogen handschrift.