Hello footer

Nog voor ik de top van de heuvel heb bereikt roept ze mij al toe, Hello footer, en ik terug: Hello!, weet niet zo direct hoe ‘t nu verder moet. Met haar zwarte huid en het roomkleurige t-shirt, de onbeklimbare heuvels eronder, en de gele paraplu boven haar hoofd slaat ze mij sprakeloos. Met haar tanden ook, zo saletwit glimlacht ze. Ik wil niet te opvallend laten merken hoezeer ik hijg, hijg niettemin, al heb ik de klim volbracht met wat ik wens te noemen een rijke rust, ingenietend, mij bewust van de uitverkorenheid, het moment uitverkoren, ‘t ik uitverkoren. Ik wend mijn aandacht van haar af, niets te converseren, dat moet ze begrijpen. Ze begrijpt het, want nauwelijks ben ik beginnen te tellen, te doen alsof, of ze wuift Have a good time en ze daalt weer af, stappend over het palet van distels en alfagras, nietiger wordend tussen de verspreide boterbloemen van hard nylon en polyester. Ze heeft me juist en snel gemeten, nu maar tellen dus. Achtendertig, negenendertig, ‘t loopt vast naar de honderd van hierboven overschouwd. Ze staan neergeplant in de Californische gooi als een gouden codeketen, een geheimschrift uit een nog geheimer rituaal, min of meer gelijk de arme vodoumensen kennen met hun tekens in meel op ‘t stof gestrooid, aarde én hemel bezwerend, ik dring er niet in door. Zoek haar ook (nog) niet te begrijpen, deze taal, begroet de weelde van het naïeve hoogstandje en ‘t volstaat.

De paraplu’s zijn nog niet allemaal opgericht, hier en daar diep in het landschap zijn ploegen voort bezig palen overeind te zetten. Gelukkig heb ik niet de beschikking over een verrekijker: ik zou de ruimte schandelijk versnijden, ofschoon het geheel toch nooit in zijn totaliteit zal zijn te overzien. Nooit? Nauwelijks. Halt even, zal ik het bij voorbeeld hierin zoeken, in de acupunctuur? De paraplu’s als naalden van genezing in de heuvelhuid geprikt, seinen uitstralend door ‘t ligamentum der prairie via kanaaltjes die niemand ziet, evenmin zijn te verklaren, vanuit elke naald een spoor en alle sporen samen een aardtrilling aan het eind? Tot in Japan?

Zo gaat het intellectuele spelletje zijn gang, met emotie gelardeerd, weerhaken vooralsnog niet aan de orde.

 

Dollars en zo

Ze zijn zes meter hoog, ze hebben een diameter van acht meter zesenzestig. Duizend zevenhonderd octagonale umbrellas staan opgesteld in Californië over een afstand van negenentwintig kilometer (duizend driehonderdveertig blauwe umbrellas staan opgesteld in Ibaraki, Japan, over een afstand van negentien kilometer: vanonder de gele paraplu’s in Californië de blauwe paraplu’s in Ibaraki in al hun heerlijkheid te zien opengevouwen is de opgaaf, is een van de opgaven. Zal ik deze mij toegespeelde kans onbenut laten, deze vlucht met retour ondergronds bovengronds?).

Nog in Los Angeles zwenk je van Century Boulevard de Interstate 405 North op, richting Sacramento, even voorbij Beverly Hills glij je over op de Interstate 5 North naar Bakersfield toe. Niet veel meer dan een uurtje opschieten tegen Highway speed en daar heb je ‘t al, het feest: Gorman, waar het eerste geel je opwacht, de Tejor Pass door waar ze met hun welhaast tweeduizend stuks staan gemonteerd, in trosjes bij elkaar, in lijn, naar elkaar toe cirkelend, van elkaar wegbuigend, heuvel op heuvel af. Tot in Grapevine bloeien ze, links en rechts langs Peace Valley Road, Gorman Post Road, Lebec Road, Frazier Mountain Road, O’Neil Canyon Road, Grapevine Road, roads en paraplu’s gevat tussen de Sierra Madre Mountains verder zuid en de Tehachapi Mountains noordoost, de fameuze San Andreas Fault noordoost. Een schok van de voorzienigheid en ze verdwijnen, de paraplu’s, mitsgaders wij allen die van de partij zijn, vertegenwoordigers van ontelbare gezindten glunderend van ‘t kunstgenieten, opgeslokt in de aardkloof. Mocht het op dit stuk wat willen meevallen deze dag, dan zal nooit een happening een zo daverend verloop hebben gekend.

Elf fabrieken hebben er gewerkt aan het vervaardigen van de onderdelen in aluminium, in staal, in nylon, in polyester enzovoort. Prototypes van de gaillards werden, ‘t is maar een voorbeeld van de ambachtelijke ernst, getest in de windtunnel van de National Research Council of Canada, in Ottawa: de paraplu’s, opengevouwen, moeten (zouden moeten) windstoten van honderdenvier km/uur kunnen opvangen en in dichtgevouwen staat zelfs honderdzevenenzeventig km/uur. Volle vijf jaar hebben de voorbereidingen van het project in beslag genomen, vijf jaar van toenemende creatieve euforie versus een vaak penibel exponeren van de plannen tegenover landeigenaars, politici, overheden, dwarsliggers. De niet te versmaden dollar-side van de onderneming tuimelt buiten mijn belangstelling. En om eerlijk te wezen, de voorgaande gegevens doen dat plusminus ook. Gelijk het mij ook nooit heeft kunnen schelen hoe bij voorbeeld Manzoni zijn dertig gram Merda d’artista heel precies in ‘t blikje kreeg. Deed hij ‘t met een lepel of met een vork of kakte hij direct in ‘t potje? Of verkocht hij het blikje leeg, al bij al? De geïnvesteerde sommen bleven, wat Manzoni betreft, alvast binnen menselijke maat, toegegeven. So what? Of hoe een parasol en een drol vanzelf in ‘t eendere esthetische prairietje terechtkomen voor wie de glinting af en toe wat vertimmert.

 

Rue Blaas

Wie/wat kocht ik het eerst, (de ivoren) Christus of (de papieren) Christo? Het zal wel de Christus zijn geweest. Ik tikte hem op de kop bij een lorrenman ‘n zondagmorgen in de Rue Blaas in Brussel. Hij hing, op een fond van gefronseld fluweel en tegen stof en zonde beschermd door dik opbollend glas, gevat in een gouden lijst, zo’n model van religieuze kitsch die in de jaren zestig op de rommelmarkten kwistig van de hand begon te gaan, nog niet prijzig, al wel begeerd door semi-artistieken en smaakmarginalen. Bij ‘t serieuzer volk ook langzamerhand. Jorn en Baj wierpen zich in venduhuizen en rariteitswinkels gretig op het aanbod van onvervalst pompiérisme, vulden hun ateliers met huisbakken Zwitserse landschapjes en academische portretten en kwakten er hun Cobra- of Arte Nucleare-spetters overheen. Galvaniserende ontmoeting!

Mijn papieren Christo moest het stellen met een proletarische plastic verpakking. Al heeft die verpakking met de jaren toppen van roem gehaald: het is nog niet de Parijse Pont des Arts transparant ingewikkeld, het is nog verre van de Reichstag-verpakking die in ‘t verre verschiet ligt, maar het is al wel Der Spiegel. Het object maakt deel uit van wat wij zijn blijven noemen ‘Dass weisse Buch’, een serie multipels in beperkte oplaag en bewaard in een maagdelijk witte doos. De ronkendste namen uit de bloeitijd zijn erin samengebracht: Fontana, Raysse, Mack, Tinguely, Arman, Verheyen, Uecker, Yves Klein, Soto en noem maar op, ‘t kruim van de toenmalige (Europese) avantgarde, de ultra’s onder de echten. En ik mijn Christus uit de Rue Blaas meteen uit de gulden lijst gezwierd en Christo’s uitdaging ervoor in de plaats gehangen: het eerbiedwaardige weekblad, kapitaal plus journalistiek-met-hoge-borst overlangs gevouwen en vulgair met plastic overdekt, een stevig, keurig geknoopt touw eromheen. Der Spie, kan ik nog lezen, dwars door glas en emballage, en helemaal onderaan, vetjes zwart op de oranje boord van het exemplaar, in ‘s meesters handschrift het nummer van de multipel, dertien, gevolgd door de handtekening zelve, dan het jaartal 63. Tussen kop en hiel van ‘t blad een gezicht met bril, glad, glimlachend als een blo glimmend gatje, de celebriteit van voorhoofd tot lip krap voor de helft ter adoratie aangereikt: ‘t is Christus niet ‘t is Christo’s abderiet. Het portret verschijnt tegen de schuinweg aangebrachte achtergrond van een aandeelhoudersbewijs: ‘Hunderd Deutsche… Der Inhaber dieser Aktie ist an der Volkswagenwerk Aktiengesellschaft, Wolfsbu…’ Andere regel: ‘…nach Masznahme Ihrer… geteiligt… Wolfsburg, in Januar 196…’

13 / Christo / 63.

‘Hello footer. I am Milly.’

‘Hello Milly.’

 

Het feest

Milly is met haar echtgenoot Don een eindje voorop gelopen naar de vijver toe wanneer de juf mij tegenhoudt. Ze draagt een bril waarvan de hoogronde glazen ogen haar zuinige borsten daar beneden onder het dunne t-shirtje brutaal in de schaduw stellen. Ze vraagt waar ik vandaan kom, dat wil ze weten voor haar krant.

Europe, zeg ik, Frankrijk, nou, niet helemaal.

Great! En of ik Christo kén? De wielen van haar bril – die klimmen op tot halverwege haar voorhoofd – vangen te wentelen aan als ze mij Yes, yesyes hoort zeggen.

Een sjouwer met een karton Coca-Cola op z’n schoft roept in ‘t voorbij gaan: Do you think this is something like art?, en dan nog parapluprutserij op de koop toe, hier, waar het om zo te zeggen nooit regent!

Ze kijkt mij aan: wanneer ik op de vraag van de sjouwer ontkennend durf te antwoorden sterft ze ter plekke.

Of course, zeg ik, of course this is art.

Glunderen, schrijven maar, vragen maar.

Luister, zeg ik, er is om te beginnen het milieu, dit is milieukunst, meisje, daar start het mee. Land-art en toch veel meer dan zo maar landart. Zie je ‘t niet? Dit is je reinste epiek, je reinste dynamiek, je reinste romantiek, bloesems op de ranchlands. Stel dat je zou willen trouwen, met mij, met een andere jongen van een andere krant, zou je dan niet willen trouwen onder zo’n paraplu, vijfduizend jaar geleden op aarde verschenen in Mesopotamië, Asoerbanipal is er onder groot geworden, om Visjnoe niet te vergeten, het oude China, de antieke Grieken, Afrika, paraplu of parasol, ‘t is al gelijk, het een treedt wel eens in de plaats van het ander, zoals soms aarde en hemel doen, plus het erotisch symbool, meisje, zie je ‘t niet? Het houdt niet op, zeg ik, ‘t houdt niet op met de betekenissen, de ware en de vermeende die ook waar zijn, met de interpretaties, de associaties. Christo zoals je wel weet komt uit zo’n zonderlingenland achter het ex-IJzeren-Gordijn, Bulgarije, opgegroeid istie met het Socialistisch Realisme, de kritiek op ‘t kapitalistisch systeem is hem met de vadertrots ingedrupt, en dan hier, juist hier, dit Sprookje van het Nutteloze, de kinderlijke droom verlichamelijkt indien ik zo zeggen mag vlak bij Hollywoods spektakelmarkt, Don Quichotte en Robin Hood te zamen is dat, wat een uitdaging! Zie je ‘t niet? Moet ik het voor je voort op een rijtje zetten:

de triomf van de verbeelding

de kleur

de structuur (de dans)

het licht en de schaduw

de avond en de ochtend

de liturgie

de dialoog

Rubens

de nieuwe avant-garde

de oude

fallusleer en aanverwante vakken

behuizing en verhuizing

gewicht gewichtloos als poëzie

liberteit en wij die van het volk zijn

Oost plus West plus…

Je weet veel, zegt ze.

Ik heb veel gelezen, zeg ik.

Nog iets?, ze kan ‘t niet laten.

Ja, maar daar wens ik juist over te zwijgen. Ik houd het bij de acupunctuur, dat althans is een persoonlijk, ja: is mijn allerpersoonlijkste ervaring met deze bestoken heuvels. Geen mens zal zo’n benadering verzinnen want alleen ik, kijkend opwaarts, neerwaarts gelijk daarstraks, genietend van de birds eye view vanuit de helicopter, alleen ik en dit mijn lichaam weten wat het betekent: naalden van heling in de huid geprikt, heilzame (bijna ontviel mij: heiligmakende) inbreng. Zo na aan ‘t lijf ligt mij de paraplu.

 

Nog iets?, vraagt ze weer.

Juist, zeg ik, het feest. Kijk naar ons, kijk rond, de Aziaten, de Mexicanen, de Hollanders, de USA-ers, de blo pruimende knapen van de Highway Patrol, de fiere jongens en meisjes van de crews door Christo eigenhandig gekleed, ik bedoel dat hij hun pakken heeft ontworpen en ze bovendien nog heeft gesigneerd, Molly en Don (zeven dochters hebben ze, naar ik al heb vernomen) hand in hand ginds bij de vijver, de bevlagde kinderwagen boven op het dak van zo’n cochenille geïmmatriculeerd in Arizona, het applaudiserende sextet aan de Farmers Table, ‘t fraterniseren en verzusteren daar en daar, het verzwageren alla, de communie, zeg ik, de compliciteit meid! Dat laatste schreeuw ik nu bijna. De wielen van de bril wentelen en wentelen. Dan klapt ze met vuur een pakkerd op mijn lippen.

Kraist!, hijgt ze.

Christo, corrigeer ik.

 

Twee doden

Christo Umbrella Project Claims a Second Victim – The bicontinental umbrella project by the artist Christo has been plagued by misfortune even after elosing. A Japanese crane operator, Masaaki Nakamura, 51, was killed by electrocution when the arm of his crane touched a 65,000-volt power line as he was removing an umbrella from the site in Ibaraki, north of Tokyo, Thursday. The project, which began Oct. 9, was closed on Sunday, three days early, after high winds in California uprooted one of the massive umbrellas in the Tejon Pass, killing a 34-year-old woman.

 

Hello footer, ik ben diegene die er het hachje heeft bij ingeschoten.

Hello, zeg ik, hello vrouw. Aldus blijft het leven te beleven tot onder Christo’s paraplu, dit wil zeggen met de dood méé op ‘t rendez-vous in ‘t lachje van de happening.