Bijna geen herinnering
Een zekere vrouw bezat een zeer scherp verstand maar kon zich bijna niets herinneren. Haar geheugen reikte net ver genoeg om van de ene dag in de andere te leven. Ze herinnerde zich genoeg om te werken en ze werkte hard. Ze leverde goed werk en werd ervoor betaald en verdiende genoeg om rond te komen, maar haar werk herinnerde zij zich niet, zodat zij geen antwoord kon geven wanneer mensen haar vroegen, en ze vroegen dat, omdat ze interessant werk deed.

Ze herinnerde zich genoeg om het leven door te komen en haar werk te doen, maar zij leerde niets van wat zij deed of hoorde of las. Ze las inderdaad, ze hield van lezen, en maakte aandachtig aantekeningen bij hetgeen ze las, van
de ideeën die bij haar opkwamen tijdens haar lectuur, omdat ze inderdaad eigen ideeën had, en zelfs aantekeningen van haar ideeën over die ideeën. Sommige van haar ideeën waren zelfs heel goede ideeën, omdat zij een heel scherp verstand had. En zo noteerde zij goede ideeën in notitieboekjes en jaarlijks kwamen er boekjes bij, en omdat op die manier vele jaren verstreken, had zij een hele plank met zulke notitieboekjes, waarin haar handschrift
steeds kleiner en kleiner werd.

Soms, wanneer een boek haar verveelde of wanneer ze door een interessant detail getroffen werd dat zij niet helemaal begreep, nam zij een vroeger notitieboekje van de plank en las er wat in, en wat ze las vond ze interessant. Ze raakte geïnteresseerd in de aantekeningen die ze eens bij een bepaald boek gemaakt had, of over haar eigen ideeën. Het leek haar allemaal nieuw en het meeste ervan was ook werkelijk nieuw voor haar. Soms las ze alleen maar en dacht na, en soms maakte ze een aantekening in het lopende notitieboekje van wat zij in een vroeger notitieboekje las, of ze noteerde een idee dat bij haar lectuur in haar opkwam. Bij andere gelegenheden wilde ze aantekeningen maken maar liet het erbij, omdat ze het niet helemaal juist vond een aantekening bij een al bestaande aantekening te maken, hoewel ze niet helemaal begreep wat daar verkeerd aan was. Ze wilde een aantekening maken van een aantekening die ze las, want dat was haar manier om te begrijpen wat ze las, hoewel ze hetgeen ze las niet in zich kon opnemen, althans niet voor langere tijd, maar alleen in een ander notitieboekje. Of ze wilde een aantekening maken omdat aantekeningen maken haar manier was om een gedachte te denken.

Ofschoon het meeste van wat zij las nieuw voor haar was, herkende zij soms onmiddellijk wat zij las en twijfelde er niet aan dat zij het zelf geschreven en gedacht had. Het kwam haar zo vertrouwd voor als had zij het juist diezelfde dag nog gedacht, hoewel zij het in feite al een paar jaar niet meer gedacht had, tenzij iets opnieuw lezen hetzelfde was als het weer denken, of hetzelfde als het voor het eerst denken, en hoewel zij er misschien nooit meer aan gedacht zou hebben als zij het niet toevallig in haar notitieboekje gelezen had. Daardoor wist zij dat de notitieboekjes echt heel veel met haar te maken hadden, hoewel dat voor haar moeilijk te begrijpen was en zij moeite deed het te begrijpen wat ze met haar te maken hadden, hoezeer het haar eigen gedachten waren en welke van buitenaf afkomstig waren en niet van haar waren, zoals ze daar op de plank stonden, als iets wat zij wist maar zich niet bewust was, iets wat zij gelezen had maar zich niet herinnerde gelezen te hebben, iets wat zij gedacht had, maar nu niet dacht, zich nu niet herinnerde gedacht te hebben, of iets waarvan zij, als zij het zichzelf wel herinnerde, niet wist of zij het nu dacht of het alleen ergens een keer gedacht had, of te begrijpen waarom ze een keer een gedachte had gehad en jaren later dezelfde gedachte, of een gedachte, toen, maar nooit meer dezelfde gedachte.

Affiniteit
Wij voelen affiniteit met een bepaalde denker, omdat wij het met hem eens zijn; of omdat hij ons laat zien wat wij al dachten; of omdat hij ons beter laat begrijpen wat wij al gedacht hebben; of omdat hij ons laat zien waaraan wij op het punt stonden te gaan denken; of wat we vroeg of laat gedacht zouden hebben; of wat we pas veel later gedacht zouden hebben als wij het niet nu gelezen hadden; of wat we waarschijnlijk gedacht hadden, maar nooit gedacht zouden hebben, als we het niet zo-even gelezen hadden; of wat wij graag gedacht hadden, maar nooit gedacht zouden hebben als wij het niet nu gelezen hadden.

De dertiende vrouw
In een stad met twaalf vrouwen was ook nog een dertiende. Niemand gaf toe dat zij er woonde; ze verstuurde geen post, niemand praatte over haar, niemand vroeg naar haar, niemand verkocht haar brood, niemand kocht iets van haar, niemand beantwoordde haar blik, niemand klopte aan haar deur; nooit viel er regen op haar, de zon scheen nooit op haar, nooit brak de dag voor haar aan, nooit werd het voor haar nacht; de weken gingen voor haar niet voorbij en de jaren vlogen niet voorbij; haar huis had geen huisnummer, haar tuin werd niet verzorgd, haar pad niet betreden; in haar bed werd niet geslapen, haar eten werd niet gegeten, haar kleren niet gedragen; en ondanks alles bleef zij in de stad wonen, zonder haar kwalijk te nemen wat zij haar aandeed.

________________________________________________

• Lydia Davis: Almost no memory, 1997 (Picador)