1. Over de hartstochten
Over de studie van de natuur door middel van de aantrekkingskracht van de hartstochten1
Als men de enorme kracht van onze begeerten vergelijkt met de geringe middelen die wij hebben om ze te bevredigen, lijkt het alsof God onberaden gehandeld heeft met ons hartstochten te geven, zo verlangend naar vervulling, hartstochten die geschapen schijnen om ons te kwellen door duizend ‘verleidingen’ op te roepen, waarvan wij nog geen tiende deel kunnen bevredigen, zolang de Beschaafde Orde duurt.
Op grond van deze overwegingen pretenderen de moralisten het werk van God te verbeteren, en de hartstochten te matigen en te onderdrukken, die zij niet kunnen bevatten, niet eens kennen; want van de twaalf passies die samen de voornaamste drijfveren van de ziel uitmaken, kennen zij er maar negen; en dan nog hebben zij een zeer onvolmaakte indruk van de vier belangrijkste.
Deze negen hartstochten, die al bekend zijn, zijn de vijf driften2 van de zintuigen, die meer of minder invloed uitoefenen op ieder individu, en de vier enkelvoudige driften van de ziel, te weten:
6. de groep3 van de Vriendschap;
7. de groep van de Liefde;
8. de groep van Gezin of Familie:
9. de groep van Ambitie of Vereniging (Corporatie).
De moralisten willen deze negen hartstochten een draai geven, tegengesteld aan de wil der natuur. Wat hebben ze, tweeduizend jaar lang, al niet verkondigd om de vijf zinnelijke hartstochten te temperen en te veranderen, om ons ervan te overtuigen dat de diamant een kwade edelsteen is, het goud een kwaad metaal, dat suiker en reukstoffen kwade, verachtelijke produkten zijn; dat krotten, de simpele en grove natuur, te prefereren zijn boven het paleis van een koning? Op deze manier wilden de moralisten de zinnelijke hartstochten doven, en de hartstochten van de ziel spaarden zij evenmin. Wat hebben ze al niet gefulmineerd tegen de Ambitie? Naar hen te oordelen, zou men slechts mogen streven naar middelmatige, weinig lucratieve posten; als een baan een inkomen van 100.000 pond oplevert, zou men er maar 10 mille van mogen accepteren om de moraal te behagen. Zij zijn nog veel lachwekkender in hun opvattingen aangaande de Liefde; zij willen op dat terrein sleur en trouw laten heersen, hetgeen zo tegen de natuur indruist en zo’n vervelingwekkende toestand is voor beide sexen, dat geen mens er zich aan stoort, wanneer hij zich volledig vrij voelt.
Al deze filosofische grillen, plichten genaamd, hebben geen enkel raakvlak met de natuur; de plicht komt van de mens, de Aantrekkingskracht komt van God; dus, als men Gods oogmerken wil leren kennen, dient men de Aantrekkingskracht te bestuderen, de natuur alleen, zonder in welke zin dan ook de plicht te aanvaarden, die van eeuw tot eeuw en van streek tot streek verschilt, terwijl de aard van de hartstochten bij alle volkeren onveranderlijk is geweest en zal blijven. (…)
Dat4 zijn waarheden die de Beschaafden niet wensen te erkennen, noch tot grondslag van hun sociale berekeningen wensen te nemen. Arm aan genietingen, willen zij rijk zijn aan illusies; zij claimen het eigendomsrecht op de genegenheid van de zwakkere. Een getrouwd man van 60 zal beweren dat zijn vrouw van 20 hem onvoorwaardelijk dient lief te hebben; en men weet waarop zijn aanspraken zijn gebaseerd. Vaders willen goden zijn, modellen in de ogen van hun kinderen; zij roepen over ondankbaarheid als zij niet meer liefde krijgen dan ze verdienen. Bij gebrek aan werkelijke genegenheid, nemen zij genoegen met leugenachtige taferelen; zij vinden het prachtig in romans en komedies stortvloeden van kinderliefde en echtelijke trouw voorgeschoteld te krijgen, waarvan men in de schoot van het gezin niet eens een glimp terugvindt. De Beschaafden verzadigen zich aan dergelijke morele hersenschimmen, en zijn daardoor niet meer in staat de algemene wetten der natuur te bestuderen; die zien ze louter in hun bevliegingen en hun heerszuchtige pretenties, en ze beschuldigen de natuur van onrechtvaardigheid, zonder het doel te willen bestuderen, waarop haar voorzieningen zijn gericht.
Om het doel te ontdekken, was het nodig, zonder stil te staan bij ideeën over plicht, over te gaan tot analyse en synthese van de Aantrekkingskracht der hartstochten, die ons verdorven lijkt omdat we het doel ervan negeren, maar die, of zij nu verdorven is of niet, nooit onderwerp is geweest van deugdelijke analyse. (…)
De boom der hartstochten en zijn vertakkingen, of krachten, onderverdeeld in de 1e t/m 5e graad.
Laten we beginnen bij de 1e graad, die drie takken draagt. We zullen later spreken over de stam, de Eenheidsdrang5 , die beschouwd kan worden als de bron van alle hartstochten, t.w. 3 in de eerste trap, 12 in de tweede, etc.
In de 1e graad, de eerste vertakking van de stam, zijn er drie hoofd-hartstochten, centra van de Attractie, waarop mensen van alle rangen en alle leeftijden zijn gericht; deze drie passies zijn:
1. Luxisme: begeerte naar Luxe.
2. Groepisme: begeerte naar Groepen.
3. Serïisme: begeerte naar Series.
Laten we deze verder onderzoeken onderverdeeld naar het aantal hartstochten dat zij leveren in de volgende trap, die van de tweede macht, welke 12 takken oplevert en zo het gamma van de hartstochten vormt, analoog aan de muziek.
1e onderafdeling: de Luxe. Deze vormt en beheerst vijf hartstochten van de tweede graad, genaamd begeerten van de zintuigen.
De Luxe is intern en extern; intern voor wat betreft de gezondheid, die ons een volledige en direkte beheersing garandeert over alle zintuigen. Zij kunnen niet funktioneren zonder hulp van de rijkdom; men heeft niets aan een goede maag en een gezonde eetlust, als men geen stuiver heeft om te eten. Wie geen cent heeft, is gedoemd tot hongersnood, d.w.z. tot indirekte verzadiging van de zinnen; zonder tussenkomst van het geld, waaraan in de Beschaving alles is onderworpen, kunnen de zintuigen dus alleen tot indirekte ontplooiing komen.
Met de andere vier hartstochten is het net als met de smaak; elk ervan blijft, zonder steun van de rijkdom, beperkt tot minimale ontplooiing. Als u een perfekt gehoor heeft, zou het voor niets zijn: de toegang tot Opera en concert zal u geweigerd worden als u geen geld hebt, en u zult allerlei botte lieden er zien binnentreden die in het geheel niet muzikaal zijn, maar wier beurs des te beter gevuld is. Voor geluk is het dus niet voldoende te beschikken over interne weelde, gezondheid; wij wensen ook nog externe welvaart, rijkdom, die de vrije vlucht van de zintuigen waarborgt, waar de interne luxe enkel de voorwaardelijke vlucht garandeert.
De uitzondering bevestigt de regel nog. Een jong meisje vindt [bv.] een ouwe knar, die haar verzekert van een gelukkig bestaan, en die ervoor zorgt dat ze allerlei zinnelijke genoegens volledig kan uitleven: dat ze rijk verzorgde maaltijden, sieraden e.d. krijgt, [kortom, alles] waaraan het haar ontbrak. In dit geval komt een van de vijf zintuigen, t.w. de vijfde: tastzin, tussenbeide, om d.m.v. de rijkdom te bewerkstelligen dat de andere vier extern kunnen funktioneren, die anders alleen intern zouden werken, t.w. als gezondheid, zonder enige positieve ontplooiing; en die, zonder de rijkdom van die ouwe, alleen nog maar allerhande frustraties zouden betekenen, misschien zelfs wat de tastzin betreft, want de allerarmsten hebben maar bar weinig mogelijkheden om degenen te krijgen op wie ze verliefd zijn.
We konkluderen dat de Luxe samengesteld is en niet enkelvoudig; dat zij intern is en extern. Een belangrijk principe om vast te stellen, gezien de vaagheid van de natuurwetenschappen in elk vraagstuk van de Eenheid van Beweging; getuige het debat aangaande de enkelvoudigheid of samengesteldheid van het licht: als het licht enkelvoudig was, zou daar overeenkomstig de Eenheid der natuur, uit moeten volgen, dat de Luxe eveneens enkelvoudig was. De Eenheid is het hoofddoel van de Attractie der Hartstochten, zoals de spil van het licht: de zon, hoofddoel is van de materiële Attractie. Dus: aangezien de luxe, zoals we zojuist gezien hebben, samengesteld is, is het licht het ook, althans voorzover er inderdaad tweevoudigheid bestaat in het systeem der natuur, op het vlak van het samenvallen van de Beweging in het materiële en het gevoelsmatige.6
(…)
De vier affectieve hartstochten, die de vier groepen: vriendschap, liefde, ambitie en (bloed)verwantschap vormen, zijn min of meer bekend; maar er bestaan noch analyses, noch vergelijkingen, noch opsommingen van.
De drie overige, genaamd de distributieve hartstochten, zijn volstrekt onbekend, d.w.z. alleen als ondeugden, hoe oneindig waardevol ze ook zijn; want ze hebben alle drie de eigenschap de series van groepen samen te stellen en in banen te leiden, en dat is de kracht van de harmonie in de societaire gemeenschap. Aangezien deze series zich in de beschaafde orde niet formeren, zijn de drie distributieve hartstochten er van geen enkel nut, zijn integendeel erg schadelijk en veroorzaken enkel wanorde. Ik geef er een definitie van:
De Intrige [cabaliste, vert.] of partijgeest, is een speculatieve drift. Het is de hartstocht voor het intrigeren, zeer werkzaam onder hovelingen, ambitieuze lieden, handelaren, in de wereld van de liefde, enz.
De intrige-geest voegt altijd berekening bij de hartstocht: alles is berekening bij de intrigant, het minste gebaar, een knipoog; alles wat hij doet is bedacht en snel. Deze drang is dus reflektief.
De Compositie, blinde drift, is het tegenovergestelde van de vorige: het is een geestdrift die de rede uitsluit. Het is de vervoering van zintuigen en ziel, een staat van dronkenschap, van morele verblinding, een vorm van geluk die voortkomt uit een samenspel van twee genietingen, een van de zinnen, een van de ziel. Haar domein is in het bijzonder de liefde; zij oefent ook invloed uit op de andere hartstochten, maar minder intens.
De Alternantie, vluchtigheid [papillonne, vert.], is de behoefte aan regelmatige afwisseling, aan kontrasterende situaties, scènewisselingen, gewaagde situaties, nieuwigheden die illusies kunnen opwekken, die zintuigen èn ziel tegelijk kunnen stimuleren. Deze behoefte doet zich van uur tot uur gevoelen op beperkte schaal, en na iedere twee uur zeer sterk. Als ze niet wordt bevredigd, vervalt de mens tot meligheid en verveling. Het is de hartstocht, die in het sociale mechanisme de hoogste rang heeft; het is de motor van alle verandering. Op de volledige ontplooiing van deze drijfveer berust een vorm van geluk, die wordt toegeschreven aan de mondaine stedelingen van Parijs: de kunst om zo goed en zo snel te leven als zij doen; de afwisseling en aaneenschakeling van genietingen, de snelheid van de Beweging.
Deze drie hartstochten zijn maar op één doel gericht: de series van groepen te formeren, deze onder te verdelen, ze tegenover elkaar te stellen, ze te laten wedijveren en in elkaar te doen grijpen. Dit alles zal ik verderop nader verklaren, en ook hoe deze gewaande ondeugden, wanneer men ze toepast op de series, toegang verschaffen tot drievoudige produktiviteit, arbeidsvreugde, waarachtige menselijke verhoudingen, kortom de weg vormen naar spontane sociale Harmonie, en eenheid van handelen.7
2. Over de aantrekkelijke arbeid
(…)
Ik heb in het voorgaande iets laten zien van de onnadenkendheid van dertig eeuwen denkers, die hebben nagelaten de societaire methode te onderzoeken, die eindelijk is ontdekt.
We zullen iets nader ingaan op het voornaamste aspekt, de aantrekkelijkheid van de arbeid; een gegeven waarmee alle obstakels uit de weg geruimd kunnen worden, die de wetenschap altijd hebben opgehouden.
Tot dusverre zijn politiek en moraal ervoor teruggeschrokken de arbeid aantrekkelijk te maken: loonarbeiders en de gehele volksklasse ziet men meer en meer afglijden tot lediggang; in de steden zijn zij ‘s maandags nog lustelozer dan op zondag; zij werken zonder geestdrift, traag en met tegenzin.
Om ze aan het werk te houden, weet men, behalve slavernij, geen andere middelen dan vrees voor hongersnood en straffen; maar als arbeid desondanks het lot is dat ons door de Schepper is toebedeeld, hoe kan men dan denken dat hij ons die met geweld wil opleggen, en dat hij geen edeler drijfveer in het spel had kunnen brengen, een verlokking die de arbeid zou kunnen veranderen in genot!
God alleen bezit de macht om de Aantrekkingskracht te verbreiden; hij wenst het Heelal en de schepselen slechts door middel van aantrekkingskracht te besturen; en om ons te bepalen tot landarbeid en nijverheid: hij heeft een systeem van aantrekkelijkheid van de arbeid ontworpen, dat, eenmaal geregeld, een massa aanlokkelijkheden zal uitstorten over de werkzaamheden in landbouw en industrie; hij zal er verlokkingen aan verbinden, misschien verleidelijker dan de banketten, bals en ander spektakel van tegenwoordig, dat wil zeggen dat in de societaire maatschappij het volk zoveel lust, zoveel stimulans in het werk zal vinden, dat het er niet aan zal denken het werk te verlaten wanneer er onder werktijd banketten, bals of ander spektakel wordt geboden.
De societaire arbeid moet, om een zo sterke aantrekkingskracht op het volk uit te oefenen, op alle fronten verschillen van de afstotende vormen, die het bij ons in de huidige maatschappij zo gehaat maken. Om aantrekkelijk te worden dient de societaire arbeid aan de volgende zeven voorwaarden te voldoen:
1.Dat iedere arbeider wordt aangenomen en betaald naar dividend in plaats van loon.
2.Dat eenieder: mannen, vrouwen en kinderen, wordt betaald op basis van drie faktoren: kapitaal, werk en talent.
3.Dat de werktijden plm. 8 maal per dag wisselen, omdat bij het uitoefenen van een funktie in landbouw of industrie het enthousiasme niet langer dan 1½ à 2 uur op peil kan blijven.
4.Dat het werk wordt gedaan samen met groepjes vrienden, spontaan gevormd, aaneengesmeed en gestimuleerd door uiterst aktieve wedijver.
5.Dat de werkplaatsen, de landerijen, de arbeider een aantrekkelijke aanblik bieden van goede smaak en netheid.
6.Dat de arbeidsverdeling tot de hoogste graad wordt opgevoerd, teneinde alle geslachten en leeftijden aan te spreken op funkties die voor hen geschikt zijn.
7.Dat in deze verdeling eenieder, mannen, vrouwen en kinderen, volledig recht op arbeid geniet, dan wel het recht te allen tijde te worden ingepast in het soort werk dat hij wenst te kiezen, onder voorbehoud van eerlijkheid en bekwaamheid.
X.8 tenslotte, dat het volk, in deze nieuwe orde, een garantie van welzijn krijgt, een minimum voldoende voor het heden en de toekomst, en dat die garantie hem bevrijdt van alle zorg voor zichzelf en de zijnen.
(…)
Ik heb eerder gezegd, dat de aantrekkelijke arbeid alleen, voldoende zal zijn om alle obstakels weg te nemen die de gemeenschapsgeest sinds 3000 jaar hebben verlamd. Laten we dit bekijken aan de hand van drie problemen, waaruit konklusies getrokken kunnen worden omtrent alle andere.
1. Het uitroeien van de armoede. Deze ontstaat voor een groot deel uit leegloperij; maar wanneer het volk in de arbeid een élan vindt, even krachtig als nu uitgaat van een feestmaaltijd, zal leegloperij niet meer bestaan; die zal veranderen in een arbeidsdrang, waarvan het produkt ruimschoots voldoende zal zijn om de armoede uit te roeien.
2. Voorkoming van konflikten. Deze komen grotendeels voort uit armoede; derhalve, als bewezen is dat de Associatie en de aantrekkelijke arbeid het vermogen bezitten het produkt teverdrievoudigen, zullen zij de voornaamste bron van konflikten dempen, nl. de armoede.
3. Garantie van het minimum aan het volk. Het middel daarvoor is te vinden in de enorme produktie, die het societair beleid zal opbrengen; haar eigenschap, de arbeid aantrekkelijk te maken, doet het gevaar van de huidige staat teniet, dat het bieden van een basis voor levensonderhoud voor de arme een verleiding tot lediggang zou zijn; maar het levert geen enkel risico op hem een voorschot te geven van 400 franc, als men weet dat hij er minstens 600 inbrengt, wanneer hij werk gaat doen dat een genot is geworden en een eeuwigdurend feest.9
Algemene opmerkingen over de series der hartstochten
De kunst om samen te werken bestaat er enkel uit, te weten hoe men in volledige overeenstemming een groot aantal (= falanx10 ) series der hartstochten moet formeren en ontwikkelen, die volkomen vrij zijn, louter door hartstocht gedreven, en toegepast op de zeven funkties van de arbeid en op het genot.
Onze studie zal zich dus richten op twee punten:
– De interne organisatie van een serie en de groepen en subgroepen daarvan.
– De externe organisatie ervan, d.w.z. de spontane samenhang en samenwerking met de andere series van de societaire falanx en de buur-falanxen.
De natuur kent series van groepen in de gehele organisatie van het heelal; de drie werelden: dierenrijk, planten- en delfstoffenrijk, laten ons niets anders zien dan series van groepen. De planeten vormen zelfs een serie van nog volmaakter orde dan die van de werelden: die zijn verdeeld in enkelvoudige, of vrije, series (het woord vrij geeft aan dat het aantal groepen onbeperkt is); de planeten zijn geordend in een samengestelde of beperkte serie. Deze orde, meer volmaakt dan de enkelvoudige, is astronomen en wiskundigen onbekend; daardoor zijn zij niet in staat de oorzaak van de ordening van de sterren te verklaren, te zeggen waarom God aan de een of andere planeet meer of minder satellieten heeft toegevoegd, waarom de ene een ring heeft en de ander geen, etc.
Een serie der hartstochten is een verband van verschillende groepen, gerangschikt in opkomende en aflopende volgorde, die volgens het principe van de hartstocht is samengesteld naar gelijke voorkeur voor een funktie, zoals de fruitteelt, en die voor elke benodigde werk-variëteit een aparte groep bestemt. Als de serie hyacinten of aardappels kweekt, dient zij evenveel groepen te formeren als er soorten hyacinten op haar grondgebied te kweken zijn, en voor de aardappelrassen evenzo.
Deze indelingen dienen te worden geregeld door de aantrekkingskracht; iedere groep dient alleen te worden samengesteld uit leden die uit hartstocht zijn aangetrokken, zonder terug te grijpen op noodzaak, moraal, redelijkheid, plicht of dwang als middel.
Als de serie niet naar hartstocht en methodisch werd ingedeeld, zou ze geen meetkundige vorm krijgen; dan zou de voornaamste eigenschap eraan ontbreken, dat de invloed van de buitenste groepen gelijk moet zijn aan tweemaal de invloed van de middelste. In een societaire falanx zou ze dan niet passen.
Een Serie der hartstochten die geïsoleerd funktioneert, zou geen betekenis hebben, hoe volmaakt ze ook zou zijn. Men zou in een stad kunnen proberen een serie te vormen voor een of ander aangenaam werk, bijvoorbeeld bloementeelt of de verzorging van siervogels, maar het zou nutteloos zijn: wat er nodig is, zijn series die aan elkaar gekoppeld en gemechaniseerd zijn, en dan minimaal 45 à 50; dat is het geringste aantal waarmee men een proef, een benadering van een societair verband en aantrekkelijke arbeid, zou kunnen wagen.
Ik heb gezegd dat het mechanisme van de series der hartstochten konflikten evenzeer nodig heeft als overeenstemming; het benut tegenstrijdigheden in karakter, smaak, instincten, rijkdom, ambitie, kennis, etc. Een serie wordt alleen maar gevoed door verschillen, die gerangschikt zijn en met elkaar konstrasteren. Ze eist evenzeer tegenstellingen en antipathieën als consonanten of sympathieën; net als in de muziek, wordt een akkoord evengoed gevormd door noten die men weg- als die men toelaat.
Dissonanten zijn in een serie der hartstochten zo noodzakelijk, dat iedere groep in volstrekte antipathie moet staan tot de twee ernaast: D dissoneert met Cis, en met Es.
Naast zijn geometrisch geordende, zeer gunstige eigenschappen, heeft een gemeenschap van Series der Hartstochten nog andere schitterende kwaliteiten, zoals concurrentie, rechtvaardigheid, waarheid, direkte en omgekeerde eensgezindheid en eenheid.
Concurrentie: brengt ieder produkt op het hoogste plan, kwalitatief en kwantitatief.
Rechtvaardigheid: het middel om ieders aanspraken te bevredigen op grotere welstand, op lof, op steun.
Waarheid: wordt hartstochtelijk nagestreefd, en is te meer noodzakelijk, omdat de leugen geen enkel nut heeft.
Direkte eensgezindheid: door het samengaan van overeenkomsten en verschillen.
Indirekte eensgezindheid: d.w.z. dat individuele antipathieën worden opgeslokt door de onderlinge genegenheid van het collectief.
Eenheid van handeling: samenwerking van alle series m.b.t. de voorwaarden die tot eenheid leiden.
Het bestel van de beschaving kent alle tegenovergestelde eigenschappen: droefenis, onrecht, bedrog, tweedracht, en scheiding.11
Over de progressieve series, of series van arbeidsgroepen
(…) Wanneer een groot aantal Series op de juiste manier is samengesteld, wordt iedere Serie verdeeld in verschillende groepen, waarvan de opstelling dezelfde is als van een leger. Om er een beeld van te geven, veronderstel ik een massa van plm. 600 personen, voor de helft mannen, voor de helft vrouwen, die allen een hartstocht koesteren voor eenzelfde tak van arbeid, zoals het kweken van bloemen of fruit. Neem de Serie van de perenteelt: Men verdele deze 600 personen in groepen, die zich willen wijden aan het kweken van een of twee peersoorten; zo ontstaat er een groep leden-van-de-boterpeer, een groep-van-de-bergamot, een van de Rousselet, enz. En aangezien iedereen zich aansluit bij de groep van zijn favoriete peer, kan er een dertigtal groepen worden gevormd die zich onderscheiden door hun vaandels en versierselen, en die zich formeren tot 3, 5 of 7 divisies, bijvoorbeeld.
Serie van de perenteelt
DivisieProgressie (getalsmatig)Peersoort
1. Voorhoede2 groepenKweepeer en harde bastaardsoorten
2. Opkomende vleugelspits124 groepenHarde stoofperen
3. Opkomende vleugel6 groepenJutteperen
4. Centrum van de Serie8 groepenZachte peren
5. Afnemende vleugel6 groepenVaste peren
6. Afnemende vleugelspits4 groepenMeelperen
7. Achterhoede2 groepenMispels en zachte bastaardsoorten
Het maakt niet uit of de serie bestaat uit mannen, vrouwen, kinderen, of gemengd; de indeling is steeds dezelfde. De serie kiest deze verdeling bij benadering; zowel wat betreft het aantal groepen, als wat betreft de werkverdeling. Hoe meer zij deze regelmatigheid in opkomende en afnemende gradaties benadert, des te harmonieuzer zal zij funktioneren en zich op het werk storten. Het kanton dat de grootste winst haalt en, bij gelijke kansen, het mooiste produkt oplevert, is het kanton dat de best geordende en scherpst kontrasterende series heeft.
Als de serie op de juiste wijze is samengesteld, zoals ik zojuist aangaf, zal men bondgenootschappen zien ontstaan tussen overeenkomstige groepen. Zo zullen opkomende en afnemende vleugel een verbond sluiten tegen het Centrum, en tot overeenstemming komen, om hun produktie te laten stijgen ten koste van het Centrum; de twee vleugelspitsen zullen zich bij elkaar aansluiten en samengaan met het Centrum om te strijden tegen de twee Vleugels. Dit mechanisme zal tot resultaat hebben dat alle groepen om strijd het prachtigste fruit zullen afleveren. (…)
Ten slotte de wedijver tussen de series en tussen het ene kanton en het andere, dat zich op dezelfde wijze organiseert. Men begrijpt, dat de Perenserie een fervent tegenstander zal zijn van de Appelserie, maar zich zal verbinden met de Kersenserie, omdat deze twee soorten fruitbomen geen gelijkenis hebben die jaloezie kan opwekken tussen de verschillende kwekers. (…)
Als het gaat om een bastaard (kruising), zoals een kweepeer, die noch peer noch appel is, plaatst men deze groep tussen de twee series waar de soort van afstamt; de kweepeer-groep is dan voorhoede van de Perenserie en achterhoede van de Appelserie. Het is een menggroep tussen twee soorten, een overgang van de ene naar de andere, en hij past zich in in beide series. In de hartstochten vindt men onzuivere en bizarre smaken, net zoals er hybride produkten zijn die tot geen enkele soort behoren. De Societaire Orde trekt partij van al deze grilligheden en maakt alle denkbare hartstochten bruikbaar; God heeft immers niets geschapen dat nutteloos is.13
[In Le Nouveau Monde Industriel et Societaire, O.C.VI p. 67-8, komt Fourier terug op de werking van de drie ‘distributieve hartstochten, en geeft er voorbeelden bij.]
(…)
(De) genietingen van de Beschaving zijn altijd maar onproduktieve aangelegenheden, terwijl de societaire staat alle mogelijke genietingen benut voor werk, dat attractief is geworden. Laten we deze verandering beschrijven d.m.v. een schets van twee dagen van Harmoniërs, een rijke en een arme.
Een dag van Lucas in juni
Tijd
3.30opstaan, toebereidselen
4.00deelname aan de groep stalknechten (paardenstal).
5.00–aan een groep van tuinlieden.
7.00ontbijt
7.30deelname aan de maaiersgroep.
9.30–aan de groep-kastuinders (groente).
11.00–aan de groep stalknechten (veestal).
1.00DINER
2.00deelname aan de groep-‘woudgeesten’.
4.00–aan de groep fabrieksarbeiders.
6.00–de serie Irrigatie.
8.00bezoek aan de beurs.
8.30avondmaal
9.00bijeenkomst ter vermaak.
10.00nachtrust
N.B.: Men houdt beurs in iedere Phalange, niet om renten en artikelen te verhandelen, maar om de bijeenkomsten voor werk en vermaak af te spreken.
Ik heb hier een dag verondersteld met maar drie maaltijden, zoals dat is wanneer men pas in de Harmonie begint. Maar als die in vol bedrijf is, zullen het aktieve leven en de gewoonte van korte en gevarieerde werktijden een enorme eetlust opwekken. Individuen die zijn geboren en opgegroeid in de Harmonie zullen wel vijf maaltijden moeten nuttigen, en dat zal niets teveel zijn om de reusachtige hoeveelheid levensmiddelen te consumeren die de nieuwe orde zal produceren, waarin trouwens de rijken, die meer variatie in bezigheden kennen dan de armen, een grotere eetlust en vitaliteit hebben. Dat is in alles het tegendeel van het mechanisme van de Beschaving.
Ik zal nu een dag van een rijke beschrijven met vijf maaltijden, die meer funkties uitoefent dan de vorige, die een pas begonnen dorpeling is.
Dag van Mondor in de zomer
TijdNachtrust van 10.30 ‘s avonds tot 3 uur ‘s ochtends.
3.30opstaan, toebereidselen.
4.00tijd van opstaan van de gemeenschap. Overzicht van de nacht.
4.30opwarmer, 1e maaltijd, gevolgd door de arbeidsparade.
5.30deelname aan de jachtgroep.
7.00deelname aan de visgroep.
8.00ontbijt. De kranten.
9.00deelname aan de groep-kastuinders.
10.00bijwonen van de mis.
10.30deelname aan de groep-fazantenfokkerij.
11.30bezoek aan de bibliotheek.
1.00DINER
2.30deelname aan de groep-open kas.
4.00–aan de groep-exotische planten.
5.00–aan de groep voor de visvijver.
6.00theemaal, buiten.
6.30deelname aan de groep-merinosschapen.
8.00bezoek aan de beurs.
9.00SOUPER, 5e maaltijd.
9.30tijd voor kunst, concert, bal, theater of recepties.
10.30nachtrust.
Zoals men ziet, is er in dit schema maar weinig tijd overgelaten om te slapen: de Harmoniërs slapen maar heel weinig; de verfijnde hygiëne, gevoegd bij de afwisseling van kind af aan gewend, door een overvloed aan genot, waarvoor de dag alleen niet voldoende is.
3. Inrichting van de Phalanstère en de Seristères
Het bouwwerk dat een Phalange bewoont, heeft geen enkele gelijkenis met onze konstrukties, noch in de stad, noch op het platteland; en om een grote Harmonie te stichten voor 1600 personen, zou men geen van onze gebouwen kunnen gebruiken, zelfs niet een groot paleis als Versailles of een groot klooster als het Escurial. Als men, als proef, slechts een zeer kleine Harmonie sticht, voor 200 à 300 societairen, of een onderkomen voor 400 societairen, kan men, zij het met moeite, er een klooster of paleis voor geschikt maken. (Meudon).
Huisvesting, tuinen en stallen van een Gemeenschap die werkt d.m.v. Series van groepen, dienen grondig te verschillen van onze dorpen of stadjes, bestemd voor families die geen enkele societaire relatie hebben, en op tegengestelde manier werken; in plaats van de chaos van huizen in onze dorpen, de een nog smeriger en wanstaltiger dan de ander, bouwt de Phalange voor zichzelf een ordelijk gebouw, naar de mogelijkheden van het terrein. Hier volgt een overzicht van een inrichting voor een verblijf dat gunstig is voor ontplooiing. (…)
De Phalanstère, het gebouw van de proef-Phalange, moet gebouwd worden van goedkope materialen als hout, baksteen e.d., omdat het, ik herhaal het, in onze eerste proefneming onmogelijk is precies de geschikte afmetingen te bepalen voor iedere Seristère (zaal voor openbaar verkeer onder de series), of voor elke werkplaats, magazijn, stal, enz.
Neem bijvoorbeeld een kippen- en duivenhok; alvorens dit te bouwen, dient men met zorg te berekenen, hoeveel hoenders en duiven een Phalange van een bepaalde omvang zal moeten fokken; en in hoeveel soorten en variëteiten ze deze dieren zal moeten onderverdelen, om parallel te lopen met de Attracties van de verschillende groepen die de dieren gaan verzorgen, en de rivaliteit binnen de Serie te versterken. (…)
De eerste Phalange zal een ontwerp zijn, een schets, gemaakt voor rekening van de Aarde, die er 12 maal het kapitaal voor zal terugbetalen. Ze zal in zekere zin een kompas zijn voor de Phalanges, die het jaar daarop overal zullen worden gesticht. Ze zal dienen om precies de verhoudingen van dieren, gewassen en stallen te bepalen, die nodig zijn om overeen te stemmen met de impuls der hartstochten van de societairen, en met de verschillen in Attractie die worden veroorzaakt door de ongelijkheid in temperatuur, zo verschillend van Napels tot Londen. (…) Ik zal me er dus toe bepalen de algemene, globale voorzieningen te beschrijven.
Het centrum van het Paleis, de Phalanstère, moet bestemd worden voor de rustiger funkties -eetzalen, beurs-, vergader-, bibliotheek- en studiezaal, etc. In dit centrum bevinden zich de tempel, de ordetoren, de telegraaf, de postduiven, het ceremonie-carillon, de sterrenwacht en de winterhof, die beplant is met naaldbomen en gesitueerd is achter de paradeplaats.
Eén vleugel moet alle rumoerige werkplaatsen bevatten, als timmerwerkplaats, smidse en mokerwerk (sic, vert.); die moet ook alle werkplaatsen bevatten voor kinderen, die nl. over het algemeen zeer luidruchtig zijn tijdens het werk en zelfs bij muziekbeoefening. Door dit alles bij elkaar te voegen, vermijdt men het lastige ongemak van onze beschaafde steden, dat in elke straat mokeraars, ijzerhandelaars of klarinettisten een aanslag plegen op de trommelvliezen van vijftig gezinnen in de buurt.
De andere vleugel moet het karavanserai bevatten, met balzalen en zalen voor ontvangst van vreemdelingen, zodat zij het centrum van het paleis niet overstelpen en de huiselijke betrekkingen van de Phalange verstoren. Deze voorzorg om bezoekers af te zonderen en hun bijeenkomsten in een der vleugels te concentreren, zal in de Proef-Phalange van groot belang zijn, waar de nieuwsgierigen bij duizenden zullen toestromen en op zichzelf al een winst zullen opleveren van, naar mijn schatting, zeker niet minder dan 20 miljoen, als we een Phalange van de 7e graad aannemen, en op zijn minst 4 miljoen in een Phalange van de 1e graad. Die zal al buitengewoon aantrekkelijk zijn voor nieuwsgierigen, omdat men er een nieuwigheid van onschatbare waarde te zien zal krijgen: men zal er het evenwicht der hartstochten kunnen bewonderen, dat – in feite – in de 1e graad zeer onvolledig zal zijn.
Niettemin zal het in zoverre de verdienste van de volmaaktheid hebben, dat de lacunes zijn voorzien en aangegeven; en zoals ik heb aangekondigd, zullen die lacunes envenzovele bewijzen zijn ten gunste van de hogere graden, waarin de leemten in de hartstochten dermate zullen zijn opgevuld dat men zich in rijen zal opstellen.
Op de details van het Paleis (Phalanstère) komen we nog terug; ik beperk me er voorlopig toe het bijzondere gebruik van het centrum en de twee vleugels aan te geven. Laten we overgaan op de afzonderlijke gebouwen en op de Seristères, of voornaamste onderafdelingen.
De Phalanstère (Residentie van de Phalange) moet behalve de individuele appartementen, veel zalen bevatten voor openbaar verkeer; deze noemt men Seristères, plaatsen van samenkomst en ontplooiing van de series der hartstochten.
Deze zalen lijken in niets op onze openbare lokalen, waarin de kontakten plaatsvinden zonder hiërarchie. Een Serie staat zo’n verwarring beslist niet toe: zij heeft altijd 3, 4, 5 afdelingen die naast elkaar drie, vier of vijf ruimten innemen; hetgeen een overeenkomstige regeling vereist voor de officieren en de gewone societairen. Ook is iedere Seristère gewoonlijk samengesteld uit drie hoofdzalen: een voor het centrum en twee voor de vleugels van de serie.
Bovendien moeten de drie zalen van de Seristère zijkamers hebben voor de groepen en commissies van de Serie: in de Banket-seristère of eetzaal zijn er zo al 6 zalen nodig van zeer ongelijke grootte:
1 voor de opkomende vleugel (1e klasse), plm. 150 [vierkante voet]
2. voor het Centrum (2e klasse), 400
3 voor de afnemende vleugel (3e klasse), 900.
Deze zes zeer ongelijke zalen moeten vlakbij verschillende kabinetten hebben voor de verschillende groepen die zich van de hoofdtafel willen afzonderen. Het komt elke dag voor, dat bepaalde gezelschappen apart willen eten; die moeten in de nabijheid van hun Seristère zalen kunnen vinden, waar de voornaamste gerechten worden verstrekt, die aan de tafels van een bepaalde soort worden opgediend. Voor alle sociaal verkeer zal men naast de Seristère deze aangrenzende kabinetten moeten aanbrengen, die kleine bijeenkomsten bevorderen. Dientengevolge wordt een Seristère (plaats van samenkomst van een Serie) volgens een samengesteld systeem, verdeeld in zalen voor gemeenschappelijk verkeer en zalen voor kabbalistieke betrekkingen, opgedeeld naar menugroepen. Deze werkwijze is heel anders dan in onze grote vergaderplaatsen, waar men, zelfs bij de Koningen, het gehele gezelschap verzameld ziet, alles dwars door elkaar, volgens de heilige gelijkheid van de filosofen die de Harmonie in geen geval voor lief kan nemen. Stallen, voorraadschuren en magazijnen moeten, indien mogelijk, tegenover het hoofdgebouw worden gezet. De ruimte tussen het Paleis en de stallen zal dienen als plein van eer of paradeplaats, die uitgestrekt moet zijn. Om ongeveer een idee te geven van deze afmetingen: ik schat dat de voorgevel van de Phalanstère kan worden bepaald op 600 vadem, d.i. het centrum plus de paradeplaats 300, en voor de beide vleugels (dus de zijden naast het centrum) 150.
Aan de achterkant van het centrum van het Paleis moeten de gevels van de twee vleugels in de breedte uitlopen, om een grote winterhof te omsluiten, die bestaat uit een tuin annex promenade, beplant met altijdgroene naaldbomen. Deze promenade kan alleen worden aangelegd in een gesloten hof, en mag geen uitgang hebben op het land. (De Phalange heeft geen zomerpromenade nodig. We zullen in hoofdst. IX zien, dat het hele kanton promenade is).
Om het Paleis geen al te brede voorgevel met uit- en aanbouwsels te geven die het onderlinge verkeer zouden vertragen, zal het (in een grote Phalange van de 7e graad, X) handig zijn om de omvang van centrum en vleugels te verdubbelen, en tussen de parallelle, belendende blokken ruimten open te laten van tenminste 15 à 20 vadem, die langgerekte binnenplaatsen vormen, ter hoogte van de eerste verdieping overspannen door gangen op pijlers, met gesloten glaswanden, en met verwarming en luchtverversing zoals in de Harmonie gebruikelijk.
Als deze langgerekte binnenplaatsen tussen twee parallelle woonblokken minder dan 15 vadem waren, zouden ze niet beplant kunnen worden en dus ontoelaatbaar zijn in de Harmonie, waar men overal alle soorten van genoegens moet samenbrengen. (…)
Het Paleis moet, zoals de galerij van het Louvre, van de ene ruimte naar de andere worden doorsneden door rijbanen, waarbij de tussenverdieping hetzij blijft gehandhaafd of wordt doorgebroken.
Om de muren en het terrein te sparen, en de onderlinge betrekkingen te bevorderen, zal het beter zijn om het Paleis hoger te maken, zodat het minimaal 3 etages bevat plus de vliering (zolderverdieping), afgezien van begane grond en entresol, die de verblijven zijn van de kinderen en hoogbejaarden.
Alle kinderen, rijk of arm, verblijven op de entresol, omdat zij bij het merendeel van de sociale omgang, vooral ‘s avonds en ‘s ochtends (‘s avonds van 9 tot 11, ‘s ochtends van 3 tot 5) gescheiden dienen te blijven van de jongeren en algemeen gesproken van de generaties die de liefde bedrijven. Men zal daarvoor verderop de redenen zien; laten we ze voorlopig aannemen, evenals de noodzaak om de kinderen buiten de betrekkingen van de liefdes-leeftijden te houden, die geconcentreerd zijn op de 1e verdieping; terwijl de kinderen en hoogbejaarden (rei 1 en 16, Patriarchen en peuters) hun gemeenschapszalen moeten hebben op de begane grond en de entresol. Zij moeten gescheiden blijven van de straatgalerij, die het voornaamste onderdeel is van een Harmoniepaleis, en waarvan men zich in de Beschaving geen enkele voorstelling kan maken. (…)14
4. De vernedering van de vrouw in de beschaving
Het is een opvallend gegeven, dat de vrouwen zich altijd superieur betoond hebben boven de man, wanneer ze hun natuurlijke kwaliteiten op de troon hebben kunnen krijgen, waarvan het diadeem hun vrij spel geeft. Is het niet opmerkelijk, dat er op acht regerend vorstinnen, die vrij en ongehuwd zijn, 7 zijn die op roemvolle wijze hebben geregeerd, terwijl men er onder 8 koningen doorgaans zeven zwakke telt? (…)
En gij, onderdrukkende sexe, zou u niet voorbijgaan aan de fouten die de vrouw worden aangewreven, als u door een slaafse opvoeding was gevormd om u een automaat te voelen, gemaakt om de bevooroordeelde (= de man, vert.) te gehoorzamen, en om te kruipen voor een meester, die het toeval u had geschonken? Is het niet zo, dat al uw aanspraken op superioriteit zijn beschaamd door Catharina, die het mannelijk geslacht onder de voet heeft gelopen? Door haar favorieten onder de edelen aan te stellen, heeft zij de man door het stof gesleept, en bewezen dat hij, in volle vrijheid, zich uit eigen beweging kan verlagen tot onder het niveau van de vrouw, wier vernedering afgedwongen en daarom vergeeflijk is.
Om de tyrannie van de man te vernietigen zou er een eeuw lang een derde sexe moeten bestaan, die mannelijk èn vrouwelijk is en sterker dan de man. Die nieuwe sexe zou met harde hand aantonen dat mannen evengoed zijn geschapen voor zijn genot als vrouwen; dàn zou men de mannen horen klagen over de tyrannie van het hermafrodieten-geslacht, en toegeven dat kracht niet de enige rechtsregel hoeft te zijn. Nu, waarom weigeren ze de vrouw die privileges, die onafhankelijkheid, die ze de derde sexe zouden betwisten? (…)
Als ik de huidige opvoeding aanklaag en de slaafse geest die deze bij de vrouw ontwikkelt, spreek ik in vergelijking tot andere maatschappijen, waarin het niet meer nodig zal zijn hun karakter geweld aan te doen, onder dwang van bevooroordeelden. Ik geef hun de voorname rol aan die zij kunnen spelen, naar het voorbeeld van hen die de invloed van de opvoeding te boven kwamen en weerstand boden aan het onderdrukkingssysteem dat het huwelijk oplegt. Door deze vrouwen te noemen, die zich hebben weten te ontplooien, van een Virago (= kenau, vert.) als Maria Theresia tot de zachtere typen als een Ninon of een Mme. Sévigné, ben ik gerechtigd te zeggen dat de vrouw, als zij vrij is, de man voorbij zal streven in alle zaken van geest en lichaam, voorzover niet afhankelijk van fysieke kracht.
Reeds schijnt de man er een voorgevoel van te hebben; hij wordt verontwaardigd en raakt in paniek als vrouwen de bevooroordeelde tegenspreken, die hen ervan beschuldigt dat ze minderwaardig zijn. De jaloezie van de man is vooral uitgebarsten tegen vrouwelijke auteurs; de filosofen hebben hen uitgesloten van academische titels en op een vernederende manier teruggestuurd naar het huishouden. Maar was die schande niet te wijten aan de vrouwelijke geleerden? De slaaf die zijn meester wil na-apen verdient van hem niet meer dan een minachtende blik. Wat hadden zij te maken met de banale roem van een boek te schrijven, en een paar delen toe te voegen aan de miljoenen nutteloze titels die er al zijn? De vrouwen hadden geen schrijfsters moeten voortbrengen, maar Spartacussen-van-de-politiek, genieën die de middelen hadden voortgebracht om hun sexe uit de onderwerping te halen.
Het zijn de vrouwen waarop de Beschaving drukt; aan de vrouw was het haar aan te vallen. Wat is tegenwoordig hun bestaan? Ze leven louter in ontberingen, zelfs in de arbeid, waar de man alles naar zich toe heeft getrokken tot aan het geringste kleermakers- of klerkenwerk, terwijl de vrouwen zich moeten afbeulen met zwaar werk op het land. Is het niet schandalig te zien hoe atletisch gebouwde kerels van 30 comfortabel achter een buro hangen en met een behaarde arm een kopje koffie naar de mond brengen, alsof er geen vrouwen en kinderen waren, om de lichte baantjes op kantoor en thuis te vervullen?
Wat zijn dus de middelen van bestaan voor vrouwen zonder fortuin? Het spinrokken; of liever hun charmes, als ze die hebben. Ja, de meer of minder versluierde prostitutie, dat is hun enige bron van inkomsten, die de filosofie hen bovendien nog betwist; dat is het verachtelijk lot waartoe deze Beschaving hen beperkt houdt, deze slavernij van het huwelijk, – terwijl ze er niet eens van gedroomd hebben om haar aan te vallen. Een onvergeeflijke vergissing, vooral sinds de ontdekking van Tahiti, waar de zeden een vooraankondiging waren van de Natuur zelf, zeden die een idee hadden moeten geven van een Orde die de ‘grote arbeid’ zou verenigen met vrijheid in de liefde. Dat is het enige probleem, dat voor schrijfsters de moeite waard geweest was om zich mee bezig te houden; hun laksheid op dit punt is een van de oorzaken waardoor de verachting van de man nog is toegenomen. De slaaf is nooit verachtelijker dan wanneer hij zich blindelings onderwerpt, en zo de onderdrukker ervan overtuigt, dat zijn slachtoffer voor slavernij is geboren.15
Korte bibliografie Fourier
Hoofdwerken
Oeuvres complètes; (6 dln.). Parijs, 1841-47 (& latere dr.).
bevat:
1. Théorie des quatre mouvements (oorspr. 1808).
2. Traité de l’Association domestique agricole (1822) latere uitg. o.d.t. Théorie de l’Unité Universelle (1838).
3. Le nouveau monde industrie) et sociétaire (1829).
4. La fausse industrie (1835-36).
annex:
5. Manuscrits de Fourier, 1851 (Librairie Phalanstérienne).
6. Verspreide artikelen in La Phalange (gebundeld o.a. 1850, Extraits de la Phalange). nwe. ed.: O.C. (1966 ff., Parijs) ed. de S. Debout-Oleszkiewicz. (fotografische herdruk).
Integrale teksten
2. Le nouveau monde amoureux. Etabl., notes, introd. de Simone Debout-Oleszkiewicz. Parijs, (édit. Anthropos), 1967 (ook als O.C., dl. VII).
3. Hiérarchie du cocuage. Ed. déf. colligée sur le ms. orig. par René Maublanc. Parijs (éd. du siècle/éd. d’aujourd’hui), 1975.
4. Piège et charlatanisme des deux sectes Saint-Simon et Owen, etc. Parijs, 1831.
5a. Cités ouvrières. Des modifications à introduire dans l’architecture des villes. Extraits de la Phalange, Parijs, 1849.
b. Egarement de la raison, démontré par les ridicules des sciences incertaines; et fragments. Extraits de la Phalange, Parijs 1847.
Bloemlezingen en secundaire literatuur
6. André Vergen
Fourier. (Introd. et extraits). Parijs (Presser Univ. de France), 1969.
7. H. Bourgin
Le socialisme sociétaire. Extraits des oeuvres complètes par -. Parijs, 1903.
8. Ch. Gide
Charles Fourier. Oeuvres choisies. Parijs (Guillaumin), 1902.
9. J. Debû-Bridel
Fourier, 1772-1837. Parijs-Genève (Traits), 1947.
10. Réné Schérer
Charles Fourier ou la contestation globale. Prés., choix, bibl. Parijs, (Seghers), 1970.
11. Michel Butor
Le nouveau monde industriel et sociétaire. Préf. par -. Parijs (Flammarion), 1973.
12. Daniel Guérin
Vers la liberté en amour. Textes choisis et prés. par -. Parijs, (Gallimard), 1975.
Noten
1. Fourier: ‘Attraction passionneé’, zo ook bv. ‘équilibre passionnel’ etc. ‘Attraction’ ook vert. als ‘Attractie’.
2. Fourier: ‘appétits’, ± gelijk te stellen aan ‘passion’.
3. ‘groupe’: typisch Fourier-idioom.
4. ‘Dat’ slaat terug op het door vert. weggelaten voorbeeld.
5. Fragmenten uit Théorie des quatre Mouvements (Theorie van de vier Bewegingen), pp. 72-78. Er bestaat nauwelijks een systematische, vertaalbare bespreking van de vier ‘affectieve hartstochten’, die Fourier steeds als bekend schijnt te veronderstellen. Wel zijn er verschillende beschrijvingen van de drie ‘distributieve’ hartstochten, waarvan hier een vertaling uit Verz. Werk, 11, p. 145 e.v.
6. Fragmenten uit Théorie des quatre Mouvements (Theorie van de vier Bewegingen), pp. 72-78. Er bestaat nauwelijks een systematische, vertaalbare bespreking van de vier ‘affectieve hartstochten’, die Fourier steeds als bekend schijnt te veronderstellen. Wel zijn er verschillende beschrijvingen van de drie ‘distributieve’ hartstochten, waarvan hier een vertaling uit Verz. Werk, 11, p. 145 e.v.
7. Tekst: O.C. 11, Sommaire du Traité de l’Unité Universelle, p. 145-6.
8. Het teken X duidt de pivot aan, ‘spil’, bij Fourier altijd een noodzakelijke voorwaarde in elke reeks of ordening.
9. Tekst: O.C. III, p. 14-16 (Théorie de l’Unité Universelle, II).
10. ‘phalange’, hier vertaald (instrumentele term); in het volgende fragment heb ik het Frans, als objectsnaam, gehandhaafd.
11. Tekst: O.C. VI, 52-3 (Nouveau Monde Industriel).
12. ‘ascendant/descendant’: Fourier handhaaft hier niet zijn eigen beeldspraak, maar heeft kennelijk een analogie van de opkomende en afnemende maan in gedachten (vgl. de typografie). Vleugelspits: lett. ‘aileron’.
13. Tekst: Th. des Quatre Mouvements, O.C.I, 293-95.
14. Tekst: O.C. IV, 455-61.
15. Tekst: Théorie des Quatre Mouvements, O.C.I, p. 148-50. Alle teksten zijn gecit. uit de 3e druk, O.C. 1841-47.
Over de hartstochten, de arbeid, de Phalanstère, de vrouw
Charles Fourier
Vertaling: Maarten Vonder