Rachels vader kwam om het leven tussen Breda en Utrecht, toen zijn Jaguar werd vermorzeld tussen de vangrail en een Poolse vrachtwagencombinatie waarvan de bestuurder van uitputting in slaap was gevallen. Als hij niet naast Jaap, zijn chauffeur, had gezeten maar zoals gewoonlijk achter hem, had hij een kansje gehad, zei de politie. Een klein kansje. Hij was net zestig geworden. Wat moet er meer van hem worden verteld. Dat hij eigenaar en directeur was van een welvarende handelsonderneming, gevestigd aan de Keizersgracht. Dat hij zijn tijd zorgvuldig verdeelde tussen het hoofdkantoor en de vestigingen in Brussel en Parijs. Iets mooiers dan vaders thuiskomsten van zijn reizen had er in Rachels kindertijd niet bestaan. Zijn opgewekte stem in de hal als Jaap op de oprit de koffers nog aan het uitladen was; de prachtige boeketten voor haar moeder; zijn geur van op reis geweest zijn, eau de cologne, sigaren, schone overhemden, Engelse pakken; de cadeautjes voor Rachel, die beelden opriepen van deftige warenhuizen, exotische winkeltjes: speelgoedbeesten, boeken, kleren, grammofoonplaten, ooit een zeilbootje dat echt kon varen in het park.
Aan het graf, waar de oudste procuratiehouder, meneer Brehm, ontroerd sprak, hadden de statige oudere vrouw met de uitbundige grijze krullen, de onmiskenbare dochter van haar eigen leeftijd die haar liefdevol ondersteunde en de bleke jongeman, haar echtgenoot, Rachel natuurlijk al moeten opvallen, te meer daar ze vergezeld leken van een geheel eigen entourage van ernstige kantoorheren en -dames. De ernstige echtgenoot stond onhandig en zorgzaam naast de twee vrouwen, zoals Peter naast haar en moeder stond. Maar ze had haar handen te vol gehad aan moeder met haar radeloze huilbuien. Pas toen ze met moeder en Peter aan de lange tafel in het kantoor van de notaris zat (twee huizen verderop aan de gracht), was de vreemde aanwezigheid van die twee vrouwen en de jongeman aan de andere kant van de tafel (de notaris zat aan het hoofd) in alle hevigheid tot haar doorgedrongen. Wat moesten die drie in godsnaam hier.
De notaris schraapte langdurig zijn keel en begon aan een behoedzame uitleg. Dat er in Brussel helemaal geen vestiging van vaders bedrijf was geweest. In Brussel was vader eigenaar en directeur geweest van een kleine maar zeer gerespecteerde bank. Maar dat niet alleen. In Brussel had vader ook een huis gehad, dat in deftigheid voor het Amsterdamse niet onderdeed, en in dat huis een gezin, gevormd door hem, de dame met de krullen en de dochter. De vestiging in Parijs had beide ondernemingen vertegenwoordigd. Men kon er zich, zei de notaris, nauwelijks een voorstelling van maken hoe buitengewoon gewetensvol vader zijn tijd, zorg en aandacht had verdeeld over die twee werelden. Hij had er behoefte aan dat toch te zeggen, terwijl hij zich uiteraard de diepe schok kon voorstellen die deze confrontatie, hier aan zijn tafel, betekende voor de nabestaanden.
Rachel staarde, terwijl de huilbui waarin haar moeder was uitgebarsten overging in iets wat nog het beste te omschrijven was als een zacht geloei, alsof er buiten op de gracht angstig vee stond, naar de twee vrouwen aan de andere kant: ook daar een verslagen moeder en een dochter die in haar verbijstering nog troost trachtte te bieden. Een kleine afdeling in haar hoofd, die volledig los leek te functioneren van de gebieden waar ongeloof, woede, verdoving en verdriet opereerden, begon als een koel machientje een voorstelling op te bouwen van de agenda’s van haar vader, de precieze organisatie, de logistiek van al die jaren. Hoeveel jaren? Zij zelf was nu vijfendertig, de jonge vrouw aan de overkant ook zoiets. Was dit nu een halfzuster?
Toen zij vijf jaar was, mazelen had en vader voor haar uit Parijs de aankleedpop had meegebracht die Nini heette, omdat ze zo lang thuis moest blijven. Had die vrouw in Brussel ook mazelen gehad? Of was daar niets aan de hand geweest, hadden ze gedrieën in het park gewandeld, had ze op zijn schoot gezeten en zijn eau de cologne geroken, de sigaren, het Engelse pak? Had ze misschien wel zonder mazelen dezelfde aankleedpop uit Parijs gekregen?
Toen zij eindexamen deed en vader bij de diploma-uitreiking met moeder op de eerste rij zat, anders dan alle andere ouders, meer uit de grote wereld, minzaam, deftig?
Toen zij haar rijbewijs haalde en ze van vader haar eerste autootje kreeg, de rode Mini?
Toen ze zo’n verdriet had toen Charles de verloving had uitgemaakt en vader haar had getroost alsof ze nog klein was, terwijl ze even groot was als hij? Had hij toen gezegd dat je altijd een kleine reserve van zelfrespect moest overhouden, hoeveel je ook van iemand hield, zodat je je nooit totaal aan wie dan ook uitleverde?
De notaris vertelde, strak naar zijn papieren starend, over de zorgvuldigheid waarmee overledene voorzieningen had getroffen voor de nabestaanden. Hij kon zich misschien, of eigenlijk wel zeker, voorstellen dat men vragen had over de geldigheid van beide huwelijken. Welk was eerst geweest, en was het tweede dan wel een huwelijk? Dat soort vragen. Maar het was toch ook zijn plicht duidelijk te maken dat deze kwestie in geen enkel opzicht de geldigheid van de voorzieningen zou aantasten. Maar men kon uiteraard met alle vragen bij hem terecht.
‘Stil moeder,’ zei Rachel.
Toen ze hem drie weken geleden had verteld dat ze zwanger was? Hoe stralend gelukkig hij was geweest en hoe hij zich had verheugd op het grootvaderschap. Was de jonge vrouw tegenover haar ook zwanger?
‘Godverdomme,’ zei Peter.
‘Stil Peter,’ zei Rachel. ‘Stil moeder.’
Toen ze?
Toen ze?
In haar hoofd begon zich een eindeloze film van momenten af te spelen. Ze keek naar de jonge vrouw en zag dat die haar aan zat te staren alsof ze naar dezelfde film keek, maar dan naar alle beelden die eruit geknipt waren. Ze zag meisjeskamers vol cadeaus voor zich, agenda’s, fotoalbums, brieven.
Alles moest over.