DE BRUGGEN IN KÖNIGSBERG
 
In de stad Königsberg in Pruisen
ligt een eiland dat Kneiphof heet,
omgeven door twee armen van de Pregel.
Zeven bruggen voeren over die twee armen.
 
Zeven bruggen. En ieder slechts één keer.
Het water is nu bijna overal te horen.
Het is blind water, zwart water,
nachtelijk water. Drie soorten water.
 
Kerken en torens en schuine groene daken.
Hier is een trap. Hier is een huis.
Hier is de hond die blaft op het erf.
Hij is zwart, pikzwart. Hij blaft.
 
Jaren. Jaren en dagen. Zo gelijk aan elkaar als…
Horen jullie mij? Ik zit opgesloten.
En men hoort het niet. Als Maagdeburger halve bollen.
Zo verschillend van elkaar als: Appels.
 
Vanuit een frisse oktobermaand; hondegeblaf
stemmen en maar één brug tegelijk,
nooit twee keer over dezelfde brug.
Sommige kinderen stappen altijd op iedere derde steen,
 
alleen op de derde. De afgrond lokt.
De derde deur die altijd piept.
Jaren. Jaren en dagen. Horen jullie mij? Oktober,
en nog steeds geen vorst in de lucht.
 
Om achtereenvolgens over zeven bruggen te lopen
en over iedere brug slechts één keer,
is, zo zegt de mathematicus Euler,
in feite een achtste brug nodig. Die is er niet.
Dat verdomde ijs, dat maar niet wil bevriezen!
 
 
 
EEN VERHAAL UIT RUSLAND
(Metaroman)
 
Er bestaan van die wat grotere woonblokken,
waar de verhouding tussen huizen en ramen niet klopt.
Resultaat: een onverdraaglijk staren.
Wat daar zo staart zijn ramen!
 
Een schrale heer, op bezoek in een of ander departement,
laat een grofgebreide handschoen op een stoel liggen. Hij gaat zijns weegs.
De handschoen wordt gevonden door Y. Het is bitterkoud. Hij trekt hem aan.
Hij wordt abusievelijk voor Z. gehouden en raakt zo in moeilijkheden.
 
En wij betreden de oerwouden van de europese beschaving!
Tragedies, persoonsverwisselingen, elegante feesten! Nauwkeurig bekeken,
welk een zeldzaam patroon weven onze lotsbestemmingen niet:
Monsieur A…. eenzaam,
‘Parmi les proses écrasés de sa jeunesse’.
 
Maar buiten alle proza’s is het volkomen stil, een winternacht.
Onderzoek de geschiedenis nauwkeurig: zij had er net zo goed niet kunnen zijn,
de geschiedenis: vorsten, opstanden, verhalen. Duisternis.
Bitter koud, glashelder maanlicht en zelfs geen sledespoor!
 
Wat daar zo staan zijn ramen!
 
 
 
INSCRIPTIE OP EEN STEEN
 
‘Ik word in steen veranderd en mijn pijn blijft duren.’
Vertalen. Maar in welke taal? En hoe?
 
Men vraagt mij te vertalen. Het vraagt om een vertaling,
alsof het niet reeds geschreven stond. Bestaan er andere woorden?
 
Zo is alles reeds geschreven. En in hetzelfde schrift.
 
 
 
DISKUSSIES
 
Oude acustica-leerboeken raden ons eigenaardige experimenten aan:
 
Vind een absoluut symmetrische tuin
aan alle kanten begrensd door muren
(met rechte hoeken)
zoek de achterste hoek op
en los een pistoolschot.
 
Op een bepaald punt is het geluid niet te horen.
 
Dan heb je het akoestisch snijpunt gevonden,
onzichtbaar voor het oog.
Laat drie personen zich onder
bepaalde hoeken groeperen
rond het volkomen gladde oppervlak van een meer
en afwisselend en in een bepaald
ritme roepen: ‘hier.
 
Ogenblikkelijk wordt van alle kanten
en onafgebroken ‘hier’ geroepen,
en de een zal zijn eigen stem niet meer
kunnen onderscheiden van die van de anderen.
 
Wat een lieflijke beurtzang!
 
En een elektrisch klokje
onder de hermetische glazen stolp gezet
waaruit de lucht met een zuigerperspomp verwijderd is
is op den duur echt niet meer te horen.
 
Op die manier worden alle vermoedens over
de gebrekkigheid van het dragende element bevestigd,
zijn bijzondere vermogen op eigen houtje op te treden.
 
Op eigen houtje, op eigen houtje.
 
De resterende tijd is altijd heel kort.
Geluid wordt alleen voortgebracht door iemand die zeer eenzaam is.
Het is een heel koude winter. Alle boten liggen stil in het ijs.
 
En bij helder weer de schaatsers, de rode sleden,
met een geluid als van een klein klokje,
onder de ‘hermetische glazen stolp’.
 
Stil, iemand praat, ben jij het of ik?
 
Echo. lieflijke nymf met de gebroken stem!
 
 
 
ROMBUS TERRESTRIS
 
Als de lucht ligt, liggen ook de meren
de grote heldere meren als kwikzilver stil.
 
De slapende honden hijgen in steeds kortere stoten.
De zachtste geluiden worden als trillingen gevoeld.
 
Zij worden verborgen gehouden in de pijpen van grote orgels
zestien voet hoog en hoger nog, tot het tijd is.
 
Maar uit gaatjes in de aarde ontsnapt geluid.
 
Bij dalende luchtdruk verdrinkt het geluid van verre treinen,
zij rijden en wisselen geluidloos van spoor.
 
Een vliegende man die in het hart van het bos woont
heeft zijn vleugels gevouwen en slaapt in de regen.
 
Dit is niet aan het begin en niet aan het slot.
Dit is het vasteland, uitgestrekte gebieden
 
in het hart van de kaart, diep verborgen in de tijd,
een bos van jaren strekt zich beschermend naar alle kanten uit,
 
en de leeuweriken stijgen, als een jubelende wolk,
maar een paar vallen er altijd dood naar beneden, vergaan.
 
Te warm om het koud te hebben, te koud
om te wonen, zo in het holst van de wereld.
 
 
Een omgekeerde winter, seizoenen achterstevoren, een jaar op zijn kop.
Als de lucht ligt, liggen ook de meren.
 
Maar op allergeringste hoogte, een handbreed boven de grond
verandert merkbaar de temperatuur: twee graden warmer
en wat doffe bruine geluiden.
De hele leer der natuur betreft warmte
 
en lage verduisterende wolken.
 
 
 
NA EEN EENZAME WANDELING OP EEN
VREEMD VERLATEN ZOMERAVOND IN STOCKHOLM
 
‘Ruinen und Saülen’, zegt Goethe,
en bedoelt daarmee Rome, dat ver weg ligt.
 
In de schemering werpen deze bankpaleizen en warenhuizen
lange schuine schaduwen en worden tot monumenten
 
voor gebeurtenissen die geen monument verdienen.
Volkomen windstilte. Een zwijgen bijna.
 
Het is natuurlijk, bijna aan te bevelen,
deze hoogmoedige stad te haten, deze onheldere stad,
 
en haar valse aanspraak de wereld voor te stellen.
 
Een kort ogenblik zweefde mij iets anders voor ogen,
als het verdriet over een teloorgegane mogelijkheid
 
of over bepaalde levens die als utopieën begonnen
en eindigden als een onduidelijke grap,
 
en afwezigheid, afwezigheid
 
Niet Macht bedrukt en beklemt mij, maar wat er niet is waar Macht is…
Een wederom: Ruinen und Saülen.
 
 
 
LEVENDEN EN DODEN
 
De ijsbloemen op het raam.
Kristallen die in natronloog ontstaan
 
‘in het wilde weg’ en in herkenbare vorm.
Strindberg voorzag een levensmodel
 
en het verlangen van dode dingen
om levend te worden.
 
Het speelgoedbeest dat het kind overal met zich
meesleept en verwarmt in zijn bed tot het
 
een naam krijgt en de hele familie erover
praat zoals je over een persoon praat.
 
De tinnen soldaatjes met hun strakke ongelukkige koppen.
De moorse trompetspeler die hoog
 
op het wonderbaarlijke orgel in Olivia zit
en op een bepaald moment zijn trompet heft
 
en in drie windrichtingen blaast. Hij is moors.
Al deze dingen die het leven imiteren mislukken
 
en misleiden ons niet.
 
Maar rond deze dingen, kristallen,
speelgoed, trompetspeler
 
hangt een sfeer van verdriet, van weemoed.
En die is wel echt.
 
Wij voelen het meteen.
En herinneren ons zelf.
 
 
 
OVER DE ZACHTSTE GELUIDEN
 
Er rust een toon in grote orgels,
de tweeëndertigvoetige bas, kontrafagot
 
geweldig trillende luchtpilaar, najaar,
wanneer het water in de bronnen stijgt
 
het ondergrondse net van bronnen en van stromen.
En dat meer uit verdriet dan uit geluid bestaat.
 
Aan die onderste grens waar de muziek ophoudt
wil iets anders beginnen,
 
meer lichaam dan geluid, lichaam en duisternis,
en najaar waarin de bronnen stijgen,
 
maar aangezien het onderaards is,
onder de muziek, onder de weeklacht
 
wil het niet beginnen, begint het niet,
en bestaat aldus ook niet.
 
Nu is het dichterbij, nu is het duidelijk!
Nu valt het zo meteen in de hele streek te horen.