Ook een liefhebbend lezer heeft maar één hoofd en één tijd. Boeken, de beste, zullen het helemaal bezetten, vooral romans, opdringerig expansief als ze zijn. Ik denk dat veel liefhebbende lezers daarom vooral naar poëzie en essays uitzien, naar het beknopte, verdichte, beschouwende, niet naar zo’n uitgesponnen wereld die zich langzaam zal sluiten om het onduidelijke verhaal dat je eigen leven is. Wie, die zijn onschuld al kwijt is, begint blijmoedig aan Faulkner, veelstemmig, drukkend, voor weken bepalend? Of je wordt een specialist en dan is er van de liefhebber meestal weinig over.

En zo kan het gebeuren dat je lang Juan Benets romans niet leest. Het laat zich eenvoudig niet combineren met iets anders. Maar als iemand mij vraagt welke prozaschrijver uit Spanje te onbekend is in Nederland, moet het antwoord zijn: Juan Benet. Daarom voor dit Raster-nummer Juan Benet. Met Faulkner heeft hij alles te maken.

 

Het gekozen fragment komt uit de roman Volverás a Región, dat in 1967 na verschillende afwijzingen door uitgeverij Destino werd uitgebracht en al snel legendarisch is geworden maar niet veel werd gelezen. Dat het om een ingewikkelde roman gaat, blijkt al direct uit de eerste regel en van ingewikkelde boeken nemen nu eenmaal vaak vooral beroepslezers als critici en collega-schrijvers kennis. Dat gold ook voor Volverás a Región. Echte populariteit bleef uit.

Of de schrijver dat heeft betreurd is de vraag. Lid van de Koninklijke Academie (iets als onze Maatschappij der Nederlandse Letterkunde maar veel deftiger en exclusiever) is hij nooit geworden en ik stel me voor dat hij daar zelf hard aan heeft meegewerkt. Er zijn genoeg anekdotes over zijn onbehouwenheid, tergende luciditeit en arrogantie in omloop om te begrijpen dat hij, de good-looking intellectueel, het tegengestelde van een societyfiguur, draaikont of modepop moet zijn geweest. Hij was van professie wegenbouwkundig ingenieur en nam van de literaire wereld wat hem beviel. Hij zocht geen club.

Vooral na zijn dood (kanker) op 5 januari 1993 – hij was toen vijfenzestig – kwamen als gebruikelijk de hommages, ja liefdesverklaringen van de
kant van zijn collega’s los. Hij werd betreurd, zijn proza werd menigmaal geprezen als het enige Spaanse van de tweede helft van deze eeuw dat zeker de tand des tijds zou doorstaan en zeer bekende, ook bij ons vertaalde, schrijvers als Vicent, de Azúa en Mendoza bogen publiekelijk het hoofd voor zoveel gewicht. Het was een schande dat zijn foto op die manier in de krant kwam, naast zijn overlijdensbericht, en niet naar aanleiding van het verkrijgen van een van de grote literaire prijzen, die hij niet heeft gehad, zei iemand fijntjes.

Volverás a Región is zijn eerste roman. Zijn laatste, iets toegankelijker, En la penumbra (In het schemerdonker), wordt op het moment in het Nederlands vertaald (binnenkort te verschijnen bij Coppens & Frenks) en dat zal, afgezien van een enkel kort verhaal en drie prachtige parabels in de bundel Spaans verhaal (Maarten Steenmeijer, uitg. Meulenhoff, 1985), de eerste Nederlandse vertaling van Benet in boekvorm worden. De titel van dit laatste boek, In het schemerdonker, geeft precies aan waar Benets werk zich afspeelt: in het schemerdonker van de geest, in het schimmig geheugen dat al werkzaam is voor de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, in de gaten waar omheen de dialogen en monologen worden gebouwd. Er zijn wel contouren en accenten maar de basis is grijs en onpersoonlijk, een beetje duister ook. Pas na veel lezen en reconstrueren laat het verhaal zich door een lezer ontdekken. En dan nog. ‘Misschien’ is in alle toonaarden die het Spaans daarvoor heeft het favoriete woord bij Benet, en daarnaast variaties van ‘traag’, ‘uitstel’, ‘lot’. De actie is voortdurend gesteld in de toekomstige of verleden tijd en maar zelden in de tegenwoordige, wat het hypothetische en indirecte karakter versterkt. Typerend voor Benet is het ongereserveerde gebruik van grote woorden als ‘eenzaamheid’ en ‘lot’, eventueel vergezeld of genuanceerd door weer andere grote abstracta.

In de Spaanse literatuur is hij een eenling. Toen hij begon met publiceren bestond onder Franco nog strenge censuur in Spanje en vierde een bedekt aanklagend reaslisme er hoogtij. Ook Benet zou in zijn romans de dictatuur in bedekte termen hebben aangeklaagd zeggen de kenners, maar hij is daarin veel minder eenduidig dan de Cela, en in ieder geval dan de Goytisolo, Ferlosio of Delibes van toen. Eigenlijk heeft hij vanaf het begin vooral deplorabele geestesgesteldheden beschreven en als fatalist heeft hij zich nooit optimistisch betoond over denkbare betere werelden. Wel heeft de Spaanse Burgeroorlog hem persoonlijk getekend. Hij was nog geen tien toen zijn vader, in de eerste dagen van de Burgeroorlog, werd vermoord door anarchistische militanten. Rechts of links werd hij daar niet van maar hij heeft opgelucht de allure van Felipe González ervaren.

Aan de latere literaire trend in Spanje om alsnog, toen het mocht, taboes te doorbreken of met de vorm te experimenteren, in navolging van wat elders in Europa al was gebeurd, deed hij evenmin mee. Hij bleef compacte romans schrijven naast erudiete, polemische essays over stijl en inspiratie.

Binnen de Spaanstalige wereld is de in Spanje wonende Uruguayaan Onetti, net zo’n grijsaanbidder, zijn geestverwant, maar Onetti werkt met dunne lijnen en stippen en hapert vaak, waar Benet breeduit en diffuus geestesgesteldheden door elkaar laat lopen. Misschien kun je Onetti een expressionist en Benet een barokke conceptualist noemen. Beiden zijn ongenadig.

Het Región uit de titel is denkbeeldig maar zonder moeite te situeren in N.W.-Spanje, tussen León en Asturië, waar Benet heeft gewerkt. De betekenis van Región is Streek en gezien de vele bijbelse verwijzingen in Benets werk zou de titel wel eens een variant kunnen zijn op ‘Van stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. Dan staat er dus: Ge zult terugkeren tot/naar Región. Maar misschien betekent het ook iets als ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent…’, waarbij ik denk dat we in Benets ogen allemaal voor een dubbeltje geboren zijn. Región is geen gelegenheidslocatie maar keert in de zes of zeven latere romans van Benet terug zodat een vergelijking met Faulkner en zijn Yoknapatawpha County is gerechtvaardigd.

Benet vond het landschap en de metaforiek die hij eraan kon ontlenen geschikter als decor voor zijn werk dan de grote stad en dit is opnieuw een groot verschil met Onetti, die juist bekend staat als auteur van de eerste existentialistisch gekleurde grotestadsroman in het Spaans. Overigens zijn beiden, Onetti en Benet, sterk beïnvloed door Faulkner, hét voorbeeld voor Spaanstalige auteurs van nu blijkt telkens weer (ook Márquez zal hem altijd noemen, en Vargas Llosa); veel stemmen door elkaar heen, dialogen vol gaten, monologen die werelden willen omvatten, en doemvolle passies waarvan eenzaamheid de belangrijkste is. Geen koketterie, geen vitaliteit die positief te interpreteren zou zijn, behalve de mentale kracht en haar overlevingstrucs. Geen soelaas.

Dit fragment is het tweede deel van hoofdstuk één uit het 315 bladzijden tellende boek. Het is gekozen omdat het een geschikte lengte heeft en redelijk op zichzelf staat. Het jongetje dat hier hoofdpersoon is en verder in het boek alleen aan het eind pas weer een prominente rol speelt, is met zijn onvermogen om te spreken en zijn bijziendheid een gedoodverfde dulder, maar ook hij wapent zich met trucs als ontkenning en vervorming. Een vergelijking met een vissekom suggereert dat hij nog niet aan vrijheidsdrang of opstandigheid toe is. De moeder van het kind, die in dit hoofdstuk afscheid neemt, verdwijnt en het is niet duidelijk waar zij blijft, zoals er veel in de roman onduidelijk blijft, bijvoorbeeld of het jongetje niet kan of niet wil praten; en – raadsel – hoe moeten we ‘conditie’ opvatten, een stellig maar vaag woord dat wel vijf keer in dit fragment voorkomt.

Dokter Sebastian, die aan het eind opduikt, komt later wel veel terug, sprekend of denkend, dat is weer niet duidelijk, en een tweede belangrijk monologiserend of dialogiserend personage is Marré Gamallo, dochter van ‘de kolonel’. De Numa uit het fragment is een wachter in de bergen die misschien de functie heeft van Charon of hellehond. Af en toe klinkt zijn schot.

De roman speelt hoofdzakelijk vlak voor en tijdens de Burgeroorlog. De republikeinen zijn aan de verliezende hand en Región is een soort laatste bolwerk, al lijkt geen inwoner precies te weten waar al die strijd om gaat. De harde feiten lijken daardoor zinloos en ze zijn dat zeker afgemeten aan het ongerichte verlangen dat iedereen drijft. Natuurlijk zijn er uiteindelijk uitsluitend verliezers; de afstand die wij als lezer krijgen toebedeeld maakt het ons makkelijk dat vast te stellen. Dat ene citaat van Stephan Andres stamt uit Wir sind Utopia (1942).