Bgd. 3.04.86.

Mijn lieve Lela, mocht je intussen een brief geschreven hebben, dan heb ik hem nog niet ontvangen. Ik heb er alleen maar naar kunnen verlangen. Zie je, nu moet ik nog iets afmaken, een en ander wordt in orde gebracht, als je mijzelf tenminste uitsluit. Ik ben weer hevig ziek geweest en als je het mij vraagt, loopt dit niet goed af, het wordt alleen maar erger. Nacht in nacht uit zonder slaap is erger dan pijn. Samen vormen ze de hel. Vergeef me Lela, het klinkt alsof ik in een huilerige bui ben. Misschien ben ik dat ook wel. Maar wat maakt het uit. Schrijven valt me zwaar, ik maak de vreselijkste typefouten, dat moet je me maar niet kwalijk nemen. En wat moet ik met die allervriendelijkste mevrouw uit Rotterdam, van wie ik gisteren nog een telegram heb ontvangen? Zou jij uit willen leggen, want je bent de enige die dat kan, dat ik niet kom, ik stuur ze wel hetgeen waarnaar ze gevraagd hebben… Jij vertaalt de gedichten. Een van hun tijdschriften heb ik ooit onder ogen gehad, Poetry, geloof ik. Hier heb je een foto van me, en mijn persoonlijke gegevens. Geboren in Kroatië. Van haar zijn verschenen: Onwerkelijke meisjes, Roet en Bladgoud, Woestijn, Tijger, Parallelle vulkanen, de roman Amsterdam, en binnenkort verschijnen Wilde ziel en een monografie over Leonid Sejka, de schilder. Leeft in eenzaamheid in Belgrado. Lela, liefste, kun je me geloven dat ik de kracht niet heb om een brief te schrijven? Het is alsof ik alleen waardige, menselijke kracht kan vinden voor – de dood. Die kracht moet ik zien te sparen. Lela, krijg ik een antwoord op mijn brief? Mijn God, wat ben ik onrustig. Alsmaar denkend, het is vast de voorjaarscrisis… mijn maag roert zich, mijn been doet pijn, mijn schedel barst van de misère, van de woede en van de hulpeloosheid. Kus lieve Hans van me. Deze suïcidale en sombere tekst moet je ‘s avonds lezen…
Alsjeblieft, nog even over Rotterdam, kun jij dat misschien op de een of andere manier regelen, want jij kent je talen terwijl ik er, behalve mijn eigen, geen enkele beheers. Ik smeek je, zie erop toe dat ze me geen telegrammen gaan sturen, want dat jaagt me de stuipen op het lijf. Weet je, ik heb nog steeds hoop op herstel, en op onze briefwisseling. Dit nu is een moment voor de ‘noodzakelijke correspondentie’, hoewel die noodzaak voor mij aanleiding tot wederzijdse tederheid is. Lela, je moet geen medelijden met me hebben. In elke brief zal ik iets van wat ik denk voor je opschrijven, van wat ik juist op dat moment denk, maar ik ben bang dat mijn denktrant vaak enigszins literair aandoet, en dat komt niet altijd even sympathiek over. Nu besef ik (het gaat hier niet om een metafoor) dat ik nooit naar Rotterdam zal gaan, nooit in Amsterdam zal aankomen, Lela, we zien elkaar in Zagreb.

 

Ik houd van je, je Marija (misschien wel die uit het gedicht), ik houd ook van Hans

 

Mijn lieve, het valt me zwaar om een brief te schrijven, maar als ik eenmaal begonnen ben, weet ik van geen ophouden. Ik heb zojuist nog een keer de laatste bladzijde van mijn Dagboek doorgenomen: het dagboek van een coyote of aantekeningen… van die Coyote, uiteraard: Ik ben toch een coyote gebleven, de slaaf en de nabootser van menselijke visioenen. Ik ben niet slecht, ik haat niemand, maar ik dood. Niemand veroordeelt me hierom. Ik ben een coyote, ik ben kreupel aan mijn linkerbeen dat getroffen is door een giftige pijl, ik ben afzichtelijk grijs, mijn vacht wordt langzaamaan dunner, en ik heb niets meer om naar uit te zien. Ik prijs me gelukkig met dit leven, dat zin krijgt in afwachting van nog een dood, die me hopelijk voldoening zal schenken. Ik ben een coyote, en mijn geluk is dat ik me er bewust van ben dat ik ben wie ik ben, een prairiewolf, kreupel, lusteloos, hongerig, de mensen vijandig gezind. Ik ben een coyote, en ik ben bang dat ze me voor een ander houden die op mij lijkt, of nog erger, voor iemand die heel anders is dan ik. Van de rest van mijn verachte, maar toch respect afdwingende soort verschil ik slechts in één opzicht: ik droom de dromen van mensen die van hun dromen afstand hebben gedaan, en die hun nachten doorbrengen in het niets. Ik heb daar niet om gevraagd, het is vanzelf gebeurd. God wenste zich een coyote die zich vol overgave aan fantasmen en mysteriën zou gaan wijden. Ik ben het bedenksel van God. Dat ontslaat me van het geloof in de werkelijkheid, of in de toekomst. Ik heb mezelf buiten de wet geplaatst, buiten de wereldlijke en de geestelijke. Ik alleen draag zorg voor de wetmatigheden van mijn gedrag. Ik ben een coyote, verminkt en vermoeid. Ik ben maar voor twee dingen bang: voor een injectienaald, en voor een verhaal van Borges over mijzelf, dat hetgeen ik al over mezelf weet zou kunnen bevestigen, over die bloeddorstige en melancholieke coyote, ergens verloren in de bergen, waar niets leuks meer te vinden is. Maar wat ik leuk vind, is iets onbestemds, iets als het niets, of nog hopelozer dan dat: het gaat om een geheimzinnige plek, die alleen gevonden kan worden door iemand die daar tussen stenen en in slangenkuilen naar een gehalveerde edelsteen zoekt, waarvan de andere helft op een andere berg ligt waar ik nog niet heb kunnen zoeken, hoewel ik de hoop koester, en die hoop wil ik ook overdragen aan hen die uit beter hout gesneden zijn dan ik, dat daar op de andere berg de andere helft van die edelsteen verstopt ligt, en, wanneer je die twee helften bij elkaar voegt, dat je dan een van die stervelingen wordt, die evenveel eerbied voor de dood als voor het leven hebben. De dood zal zich nooit tegen hen keren, en het leven zal over hen, of beter, zij zullen over het leven als over een manie denken, als over een passie en als over een hartstochtelijk avontuur waarin men geacht wordt op te vallen: door moed, schoonheid en geheimzinnigheid. Ach, wat zijn er daar toch weinig van! Ik ben bang dat die berg onbekend, onbedwongen en miskend zal blijven, en ik zelf, ik, de hemelse coyote, ben te moe voor welk diepgaand onderzoek dan ook.

 

Mijn Lela, ik verveel je toch niet, hoop ik? Ik meen het, vergeef me. Ik ben en blijf een schrijver, zelfs wanneer ik hoge koorts heb. Dat is niet zo best.

 

Ik houd van je, je Marija
Maar een coyote blijft een coyote. En dat is wel zoals het hoort.