de koning verschijnt die er uitziet als hubert aratym en zegt tegen sneeuwwitje die er uitziet als sigrun fröhlich: ‘rot op!’ huilend verlaat sneeuwwitje, ze komt uit oberösterreich, het paleis dat er uitziet als café hawelka en betreedt het slotpark dat er uitziet als de oude donau de lange kristalblauwe sleep achter zich aanslepend die er uitziet als het openluchtbad gansehaufel. vogels die er uitzien als tomaten tsjilpen in de takken die er uitzien als de televisie, plotseling blijft sneeuwwitje staan en raapt een gouden ringetje dat er uitziet als een oceaanstomer uit de sneeuw die er uitziet als de wiener kurier. dan verrijst er voor haar ogen die er uitzien als meneer theo de ober een ridder die er uitziet als de engelse tuin in münchen en wel uit een spleet die er uitziet als de tafels van vermenigvuldiging in de aarde die er uitziet als een recept voor appelgebak en stijgt ten hemel die er uitziet als mijn grootvader zaliger, sneeuwwitje huilt nog altijd en haar tranen die er uitzien als paarlen vallen op de grond die er nu uitziet als een hond en pakt haar zwaard dat er uitziet als het warenhuis gerngross aan de weense ceintuurbaan die er uitziet als een ceintuur en stoot het in haar hart dat er uitziet als drie meubelstukken, bloed dat er uitziet als pennywafels schiet uit de wonde die er uitziet als een bloedworst met zijn gapende randen die er uitzien als het burgtheater, haar ledematen worden wit alsof ze zwart van het vuil waren en haar gelaat kleurt zich groen als een berg cokes, dan sterft ze eindelijk alsof ze leeft, de zeven kleine dwergen die er uitzien als de zeven doodzonden zitten in het kabinet om de hoek dat er uitziet als friedrich achleitner en lachen alsof ze naar de bioscoop gaan.