robert aan helene, 21 maart 6 uur ‘s ochtends
een zakdoek van batist, ik heb het gedurende de reis vaak koud gehad. ik zou willen dat we eindelijk aankwamen, mijn besluiten zijn al gerijpt. stel u voor: bijtijds! ik betrad de kamer, doch mijn broer was afgereisd naar bad ischl. ischl is het drukste plaatsje in salzkammergut. het ligt in een ongemeen fraaie omgeving aan de beide oevers van de traun en de ischl, het telt 245 huizen en 1750 inwoners, drie goed onderhouden wegen en een bevaarbare rivier zorgen voor de verbindingen met de rest van de wereld, wij vormen een verleden, de tranen zijn gestroomd, de bode is verder geijld, wij rekenen, wij zingen, zullen wij elkander ooit aanschouwen? de bomen bloeien, de weiden zijn aan ‘t groenen, de hartstochten zijn heel goed uitgedrukt, hoe goed zijn licht en schaduw toch verdeeld! gelooft u mij, ik ben niet van ijzer en bemin de vrede, de afstand is goed bewaard, ik draag mijn schoenen met een punt van voren, probeert u mijn verschillende maten! ik bevind mij, ik weet zelf niet hoe. het duizelt mij. het vuur was hartverwarmend, mijn god, de ronde aarde! – – – nu heb ik mij weer wat hersteld en kan verdergaan, daar heet de wereld een tranendal en schijnt mij toch zo schoon, de schuld is aan ons. het bankbiljet, de koers, het duplicaat, vanochtend telde ik in een minuut honderdentwintig slagen, ei, ei, dat zou heel veel zijn. mijn pols is wat opgewonden, mijn bloed kookt, met wat wijnsteen zou ik zeer geholpen zijn. vervulling, schoonste dochter! ach, was u toch maar hier. op dat ogenblik was het mij te moede, alsof de sterren aan het raam klopten, en de handen, de handen? wie zou u niet van het grootste belang achten? zo komt een leeuw aan zijn eind. neemt u mij niet kwalijk, maar het is werkelijk jammer dat u niet kunt komen.
 
helene aan robert. 21 maart 6 uur ‘s avonds
de gazelle die in het heilig woud wordt nagejaagd is het symbool van de reine, aan vrome dienst gewijde jonkvrouw, gelooft u mij, het gaat boven onze krachten, het hartsverdriet is groot, maan en zon. en trouwens: wat bent u voor een kerel! de vrome klanken zullen versterven, eten zult u willen! eten, als alle anderen, men zou bloedige tranen kunnen storten, wanneer men bedenkt dat alle edelhartigheid vergeefs is geweest. zo is het dan zover gekomen, als mijn arme moeder het voorzien heeft: haar gedrag tegenover haar broeder is eerloos geweest, dat god mij straffe, in mij is iets dat u vergeeft, wanneer wilt u mij het wasgoed terug-bezorgen? het is niet mogelijk deze vlekken er in de eerste was uit te krijgen, ik was thuis, ook heb ik uw vuile wasgoed niet geteld, de reuk is niet zo sterk, en ik heb alles wat ik nodig heb.
 
robert aan helene. 22 maart 7 uuur ‘s ochtends
vandaag ben ik wat later wakker geworden, ik ben meerderjarig, bijna de oudste, zojuist sloeg het zeven uur. waar is de schaar en de kam? in gedachten ben ik bij u. van voren een paar lokken, vergeet u mij niet! ach, ik ben nog een weinig slaperig…
vervolg 8 uur ‘s ochtends
hoeveel verlangt u? u zult niet te klagen hebben, dat u zich tot mij hebt gewend, aanstonds moet ik al naar de stad om een partij houtsnijwerk naar de handelaar te brengen, ja, ja: nu pas is het zo’n beetje de moeite waard, ik zie u voor mij: uw lippen gloeien als rozige blaadjes, uw vingers lijken stevige stengels, bij ontstentenis van schrijfgerei krast u met uw nagel de liefdesbrief in een lotusblad. hoe verlangend ben ik naar uw regelen! u heeft maar al te zeer gelijk: maan en zon zien veelbetekenend neer op het doen en laten van de mensen en het spel hunner hartstochten, zaten wij niet arm in arm op ons plaats en wiegden elkander op de klanken van de wals? en de koele nachtlucht van het café, belust op slachtoffers, zo is het dan gebeurd, niemand gaf zijn mantel af, die legde men eenvoudig over de stoelen, ook hoefden de dames hun hoeden niet af te geven, zodat men in de gelegenheid was door een woud van struisvogelveren te gluren, noemt u het gebreken; in iedere steen leeft de schoonheid, zou ik u willen antwoorden, nu kauw ik in gedachten verzonken op de wortel der gebeurtenissen, heeft u een hart? er is geen ander beschikbaar, het geeft niet. de duitse plaatsnamen kunnen in diverse groepen verdeeld worden, sedert ik de bode voor het laatst zag, is er veel veranderd, het schone haar! buigen of barsten, ik stuur u ditmaal een klein portret mee. de houding van de figuur is natuurlijk en de kleuring voortreffelijk, de val der plooien is sober en overzichtelijk gehouden, hoe vindt u de voorgrond? is de gelijkenis niet bedrieglijk? zulk een beeltenis schildert een leven, ik wacht!
 
helene aan robert. 22 maart 8 uur ‘s avonds
u heeft een pijl in mijn leven gestoken, want ik voel mij niet wel. was het slechts scherts? meende u het ernstig? vragen en nog eens vragen, ‘t is natuurlijk hard, een kind aan gene zijde van de oceaan te laten, maar u zou het gejuich moeten zien wanneer er een brief komt! julius, die in amerika is, zou nu graag ook wel eens kennis met u willen maken, zal het morgen mooi weer zijn? ik moet uw was een paar dagen houden om haar goed te laten drogen, u ziet het, mijn vragen zijn niet helemaal zonder grond, er was een zakdoek van batist bij; ik kon hem helaas niet schoonkrijgen, maar ik zal het nog een keer proberen, mijn oom zei dat u er veel jonger uitziet, ach, kon hij dat ook maar van mij zeggen! nu ik u helemaal ken, vertrouw ik u niet meer. de leeuw is een roofdier, hij kon niet beter zitten, hier ontbreekt een hand. hier een andere, wie heeft jou, o schoon woud, zo hoog daar boven opgebouwd? ik word moe.
 
robert aan helene. 23 maart half negen ‘s ochtends
ik heb mijzelf vandaag toegestaan een wijle langer te rusten dan gewoonlijk, ik heb nog maar één schoon hemd over. de lente vliet heen: boms, bim, bam, boem, brr, boehoe, ffftt, kling, klang, klopperdeklop, rits, rats, pats, pief, paf, poef, plons, tata! mijn god, mijn eed! laat u mij niet vergeten, telkens dat vreemde gevoel, wanneer de klanken wisselen, had u het niet al te koud? nu kunt u het mij wel zeggen, ik zal u bij gelegenheid een deel romances, vertellingen, balladen of gedichten doen toekomen, in linnen of varkensleer. magazine, tijdschriften, een jachtkostuum en wat jachtgeschreeuw. als tijdverdrijf, ik sta daar pal voor. in alle ernst, mijn ontbijt is gereed; staat u mij toe dat ik eindig.
 
helene aan robert. 23 maart 9 uur ‘s avonds
dat hangt er helemaal van af hoe u het gemaakt had willen hebben, heeft u een uitleenbibliotheek? hoeveel is het abonnement? nadere gegevens kan ik u voorshands niet geven, want ik heb verzuimd wat dat betreft bij mijn oom te informeren, het wordt laat. niet alle liederen hebben meerdere coupletten, bent u gelukkig? wanneer men moe is, slaapt men altijd goed.
 
robert aan helene. 24 maart 10 uur ‘s morgens
zullen wij elkander zien? p.s.: alle goeds.
 
helene. 24 maart 11 uur ‘s nachts
het is later dan ik dacht, ik zal nu naar bed gaan.