Hemel en aarde zullen vergaan
maar de musici blijven bestaan.
 
 
 
Langzamerhand wordt het benauwd. Ook in de supermarkt op de hoek jengelt het de laatste tijd uit het plafond: om de twee minuten een speciale aanbieding, daartussen een weke, vette geluidsbrij. De consistentie herinnert aan mayonnaise – ook een soort synesthesie. Sindsdien is een omweg van tien minuten aan te bevelen als er geen zout of melk in huis is. De Lufthansa heeft zich al maanden geleden telefonisch afgeschermd. Wie desondanks probeert een plaats te reserveren of informatie in te winnen, wordt met tergende opdringerigheid door een computerstem gesommeerd verschillende toetsen in te drukken. Vervolgens wordt er een potpourri in de leiding gestort. De letterlijke vertaling, ‘een pot rottend spul’, komt aardig in de buurt van wat er aan de hand is. Terwijl de muzikale composthoop minutenlang doorgaat met rotten, incasseert het muziekrechtenbureau GEMA. Op het hoteltoilet wordt Eine kleine Nachtmusik, zorgvuldig gearrangeerd met het oog op het doorspoelen, als media-mix aangeboden. Chauffeurs van bussen en taxi’s regelen hun boordluidsprekers sinds jaar en dag met ijzeren hand. Vettige baritons oriënteren de reizigers inzake de nieuwste ontwikkelingen Op het gebied van de wc-reinigers; dan dreunt de band verder. Het genot wordt alleen door de ratelende boodschappen van de vervoerscentrale gestoord. De voetgangerszone is zonder meer off limits. Ze wordt trouw van geluid voorzien door inca’s in poncho’s; de indianen komen meestal uit Vöcklabruck en omgeving. In de voorsteden woeden de straatfeesten; de geur van aangebrand vet kruidt de topprestaties van de 500 Watt-versterker. In restaurants zonder muziek betaal je het dubbele. Wie het waagt de kapper te bezoeken, doet er goed aan zich uit te rusten met een doosje Oropax. Ook torenflats kun je maar beter mijden; als bezoeker ben je op de brandtrap aangewezen, omdat de liften allemaal verpest zijn. Zelfs op je slaapkamer moet je de geluidwerende ramen ‘s nachts gesloten houden, omdat levenslustige cabriobezitters tot in de ochtendschemer hun audio-apparatuur wensen te testen.
 
Er zijn mensen, ja zelfs vrienden, die me, telkens als ik mijn oren dichtstop, voorhouden dat ik mijn cultuurkritische klachten maar beter kan laten zitten. Cultuurkritiek! Daar kan ik alleen maar bitter om lachen. Die lui hebben geen flauw benul. Ze zijn niet in staat een aversie van een fysiologische reflex te onderscheiden. Ze beelden zich in dat het probleem thuishoort in de culturele bijlagen. Ik zou hun liever een blik in de medische encyclopedie aanbevelen. Weliswaar ontbreekt daar het trefwoord kotsen, maar onder emesis of vomitus kunnen zij zich ervan overtuigen dat deze kwestie niet met verwijzingen naar het werk van Botho Strauss afgedaan kan worden.
Het gaat veeleer – ik citeer naar de strekking – om de achterwaartse lediging van de maaginhoud ais complex proees van reflexen met efferenten in de nervus vagus en glossopharyngeus, in de zenuwen van de ademwegen, de buikmusculatuur en het middenrif. Het symptoom is veelduidig. Het kan door afferenten worden veroorzaakt, die uitgaan van het slijmvlies van de keelholte en de maag, maar ook van het reuk- of smaakorgaan of van het vestibulum. Ook een directe prikkeling van het braakeentrum komt in aanmerking, bij voorbeeld bij druk op de hersenen. Vaak echter zijn psychische oorzaken verantwoordelijk voor de vomitus. ln bepaalde omstandigheden kan ook gedacht worden aan de ziekte van Menière, die blijkbaar iets te maken heeft met de oren. Zoveel over de medische situatie.
De leek heeft daar vanzelfsprekend allemaal geen boodschap aan. Het telkens terugkerende kokhalzen, waar een ander last van heeft, laat hem koud. Zelfs bij goede bekenden moet ik op adviezen en vermaningen als de volgende bedacht zijn: Stel je niet zo aan! Wees toch verstandig! Moet jij altijd per se zo lichtgeraakt reageren? Leer toch eens iets te accepteren!
Dat herinnert op fatale wijze aan de zwarte pedagogiek. Hoeveel kinderen hebben niet levenslange beschadigingen opgelopen doordat men hen gedwongen heeft afschuwelijke groenten, ingewanden en inktvissen op te eten, waarvan ze zich dan, na van tafel te zijn gevlucht, over de wc-bril gebogen moesten ontdoen! In één woord: de weerzin is een elementaire aandoening die door goede raad niet geremd maar slechts verergerd kan worden. Gewenning is uitgesloten. Tegenover het weerzinwekkende falen ook de kunsten van de gedragstherapie.
 
Ofschoon vrijwel de gehele bevolking van de republiek tot de getroffenen behoort – je kunt makkelijk de indruk krijgen dat ze welhaast druipt van getroffenheid –, staat de groep van muziekslachtoffers er helemaal alleen voor. Niet medeleven maar hoon is haar deel. EIke moslim die weigert varkensvlees te eten, kan op innig begrip rekenen. Niet-rokers trekken met triomfantelijk sucees naar de rechtbank. Lijders aan allergieën eisen juridisch munten zonder nikkel. Waarschuwingen tegen stuifmeel vullen de ether. Beleefde consideratie alom. Discriminatie – een schrikaanjagend woord. AIleen de lijder aan geluidsallergie ziet zich blootgesteld aan een brutale klopjacht. De voorzorgsmaatregelen die hij moet treffen om zich te onttrekken aan de alomtegenwoordige muzikantenprut van heavy metal, Vivaldi, techno, blaaskapel en tic tac toe, komen overeen met een handicap.
Zijn geval kondigt een interessante en mogelijkerwijs belangrijke betekenisverandering aan. Onder een invalide heeft men tot nu toe iemand verstaan die het gebruik van zekere ledematen of organen heeft ingeboet. Het lawaaislachtoffer onderscheidt zich daarentegen juist in die zin dat hij oren heeft om te horen; zijn handicap bestaat eruit dat zijn gehoororgaan intact is. Dat maakt het weerloos; want terwijl de ogen genadiglijk van oogleden zijn voorzien en terwijl men bij stank in elk geval zijn neus kan dichtknijpen, zijn de oren hulpeloos uitgeleverd aan elke aanval. Vingers en hand bieden het trommelvlies geen dekking tegen de met de kracht van pneumatische hamers uitgeruste apparatuur van het akoestische milieu. Verhuizen is zinloos, omdat intussen ook dunbevolkte gebieden compleet met geluidsaggregaten zijn uitgerust. Het mag echter niet worden verzwegen dat zware industriële veiligheidshelmen, zoals ze gebruikt worden op de voorterreinen van vliegvelden, tijdelijk voor muziekvrije ogenblikken kunnen zorgen.
Bij het leed dat een direct gevolg is van de onmiddeIlijke braakprikkel, komen overigens nog andere, subtielere beschadigingen. De gehoorstress kan namelijk tot een reeks psychische storingen leiden. Sommige lijders aan lawaaiallergie trekken zich volledig uit de bewoonde wereld terug en eindigen in een totaal isolement. Niet minder onaangenaam dan de depressieve buien zijn de agressieve opwellingen die door dat leed kunnen worden veroorzaakt. Wie zich van nagenoeg alle openbaar toegankelijke ruimten buitengesloten voelt, reageert vaak met woede en haat, emoties die niet alleen voor de allergielijder inspannend zijn. De verleiding met de kalasjnikov op elke aIs zodanig herkenbare luidspreker te schieten, dreigt onweerstaanbaar te worden; uitsluitend het inzicht dat het lawaaipeil hierdoor nog verder zou stijgen, weerhoudt de bezonnen mens van zulke handelingen.
En op zijn laatst op deze plaats zal hij zich moeten afvragen: Wie is hier de vijand – de anderen of ik? Wie zich blootgesteld ziet aan een oppermachtige achtervolger, wie elke tegenmaatregel uitzichtloos moet voorkomen, die leert het mechanisme kennen dat de psychoanalyse identificatie met de agressor noemt. Zouden het uiteindelijk niet de brulapen zijn die het mankeert aan begrip maar hun slachtoffers? Bange vragen. De meerderheid van al diegenen die met lawaai overspoeld worden gaat immers kennelijk akkoord met haar vogelvrije status. Erger nog, het zou kunnen zijn dat ze smacht naar wat de anderen doet kokhalzen. Dat zou verklaren waarom de meerderheid tot de conclusie komt dat de gehandicapte schuldig is aan zijn eigen handicap, reden waarom men niet de razende veroorzaker maar zijn slachtoffer voor de rustverstoorder houdt.
 
Een onoplosbare, een uitzichtloze situatie – dat zou het kunnen lijken. Maar wij mogen het bijltje er niet bij neergooien. Hoe vaak is een onhoudbaar cultuurpessimisme niet al beschaamd! Ook voor het probleem van het muziekterrorisme heeft de wetenschap een oplossing in petto. Zoals uit recent onderzoek blijkt, heeft de generatie twaalf- tot vijfendertigjarigen al voor eenderde deel onherstelbare gehoorbeschadigingen opgelopen – een overlevingsvoordeel dat nauwelijks overschat kan worden. En gezien de vooruitgang van de amusementsindustrie kan dat alleen maar een veelbelovend begin zijn. Tegelijk maakt de ontwikkeling van de hoorapparaten snelle vorderingen. Het is slechts een kwestie van tijd voordat hersenonderzoek en elektronica het zover geschopt hebben dat het probleem geheel vanzelf wordt opgelost. Dan zal een geïntegreerd schakelcircuit het hoorapparaat vervangen – een implantaat dat naar wens kan worden bediend. Zelfs wanneer de omgeving muziek met de decibelsterkte van een jetmotor te bieden heeft, volstaat de druk op een knopje om in het brein een absolute stilte te laten heersen. Net als bij andere milieuproblemen opent een dergelijke technische oplossing ook gunstige economische perspectieven: de industrie kan aan de produktie en aan de bevrijding van herrie in dezelfde mate verdienen en op die manier nieuwe arbeidsplaatsen scheppen. Helaas moet ik er vrede mee hebben dat dit happy end voor mij te laat komt. Ik hoor goed. Daarom zal ik door moeten gaan met kotsen.
 
 
 
Hans Magnus Enzensberger : ‘Aus dem Leben eines musikalischen Opfer’, uit Kursbuch 129 (‘Ekel und Allergie’, 1997). Vertaald door Cyrille Offermans.